Bible

 

Genesis 17:12

Studie

       

12 Een zoontje dan van acht dagen zal u besneden worden, al wat mannelijk is in uw geslachten: de ingeborene van het huis, en de gekochte met geld van allen vreemde, welke niet is van uw zaad;

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 4670

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

4670. Een zoon van zeventien jaren; dat dit de staat ervan betekent, staat vast uit de jaren van de leeftijden van hen die in het Woord worden vermeld, namelijk dat zij eendere dingen en staten betekenen als de overige getallen; dat alle getallen in het Woord dingen en staten betekenen, zie de nrs. 575, 647, 648, 1988, 2075, 2252, 3252, 4264, 4495;

en ook jaren, nrs. 487, 488, 493, 893. Het schijnt weliswaar alsof de getallen van jaren of van de leeftijden niets anders betekenen en wel omdat daarin als het ware meer iets historisch ligt dan in de overige getallen; toch behelzen ook die getallen dingen en staten, dit staat vast uit de dingen die zijn ontvouwd bij (Genesis 5), en uit de dingen die zijn gezegd over de leeftijd van Abraham bij, (Genesis 17:1, 25:7) en over die van Izaäk bij, (Genesis 35:28);

en bovendien hieruit dat er in het Woord nooit iets historisch voorkomt dat niet het hemelse in zich sluit, waarin het ook wordt veranderd wanneer het uit het denken van de lezende mens overgaat tot de engelen die bij hem zijn en door de engelen tot de hemel, waar vanuit elk historische van het Woord een geestelijke zin ontstaat. Wat echter Jozefs leeftijd van zeventien jaren betekent, kan vaststaan uit de betekenis van dat getal elders, namelijk dat het de aanvang is, hier de aanvang van de uitbeelding door Jozef; dat het de aanvang en het nieuwe is, zie de nrs. 755, 853;

en bovendien behelst dat getal in het algemeen en als in potentie alle dingen die door Jozef worden uitgebeeld; zeven immers betekent het heilige en tien de overblijfselen; dat zeven in het Woord de heiligheid toevoegt, zie nr. 881;

en dat tien de overblijfselen zijn, nrs. 576, 1906, 2284;

dat de overblijfselen bij de Heer Goddelijk en van Hemzelf waren, waardoor Hij het Menselijk Wezen met het Goddelijk Wezen heeft verenigd, nr. 1906.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl