Bible

 

Genesis 11:23

Studie

       

23 En Serug leefde, nadat hij Nahor gewonnen had, tweehonderd jaren; en hij gewon zonen en dochteren.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 1286

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

1286. Dat de lip de leer is, blijkt uit de navolgende plaatsen in het Woord; bij Jesaja:

‘De Serafim riepen: Heilig, Heilig, Heilig, Jehovah Zebaoth; de profeet: Wee mij, ik verga, omdat ik een man onrein van lippen ben, en ik woon in het midden van een volk, dat onrein van lippen is, omdat mijn ogen de Koning Jehovah Zebaoth gezien hebben; en een van de Serafim vloog tot mij, en roerde mijn mond aan, en: Zie, deze heeft uw lippen aangeroerd, en uw ongerechtigheid wijkt, en uw zonde wordt verzoend’, (Jesaja 6:3, 5, 6, 7);

lip staat voor de innerlijke dingen van de mens, dus voor de innerlijke godsdienst, waaruit de aanbidding voortkomt, wat hier bij de profeet wordt uitgebeeld. Eenieder kan zien, dat het aanraken van zijn lippen, waardoor de ongerechtigheid week en de zonde verzoend werd, een uitbeelding was van innerlijke dingen, welke door de lippen worden aangeduid en welke tot de naastenliefde en haar leer behoren.

Bij dezelfde:

‘Jehovah zal de aarde slaan met de roede van Zijn mond, en met de geest van Zijn lippen zal Hij de goddelozen doden’, (Jesaja 11:4);

in de innerlijke zin betekent dit niet, dat Jehovah met de roede van Zijn mond slaat, en met de geest van de lippen de goddelozen doodt, maar dat de goddeloze dit zichzelf aandoet; de geest van de lippen is de leer, welke bij de goddeloze vals is.

Ook bij Jesaja:

‘Ik schep de opbrengst van de lippen, vrede, vrede van degene die verre is, en degene die nabij is, en Ik genees hem’, (Jesaja 57:19);

opbrengst van de lippen voor de leer.

Bij Ezechiël:

‘Mensenzoon, ga heen, kom tot het huis van Israël, en spreek Mijn woorden tot hen want gij zijt niet gezonden tot een volk, diep van lip, en zwaar van tong, maar tot het huis van Israël, niet tot vele volken, diep van lip en zwaar van tong, welke woorden gij niet horen mag; zouden zij niet, zo Ik u tot hen gezonden had, naar u gehoord hebben; en het huis van Israël, zij willen naar u niet horen, omdat zij naar Mij niet willen horen, want het gehele huis van Israël is stijf van voorhoofd, en hard van hart zijn zij’, (Ezechiël 3:4, 5, 6, 7);

diep van lip betekent de natiën, die, hoewel zij in de valsheid van de leer verkeren, toch in de naastenliefde zijn, waarom dan ook van hen gezegd wordt, dat zij horen; daarentegen worden zij, die niet in de naastenliefde zijn, stijf van voorhoofd en hard van hart genoemd.

Bij Zefanja:

‘Ik zal Mij wenden tot een volk van een klare lip, opdat zij allen de naam van Jehovah aanroepen, om Hem te dienen met een eenparige schouder’, (Zefanja 3:9);

de klare lip staat duidelijk voor de leer.

Bij Maleachi:

‘De wet van de waarheid was in Zijn mond, en er werd geen verkeerdheid in Zijn lippen gevonden; want de lippen van de priesters zullen de wetenschap bewaren, en men zal uit zijn mond de wet zoeken, omdat hij de engel van Jehovah Zebaoth is’, (Maleachi 2:6, 7);

ten aanzien van Levi, door wie de Heer wordt uitgebeeld; de lippen staan voor de leer uit de naastenliefde.

Bij David:

‘Die daar zeggen: Wij zullen de overhand hebben met onze tong, onze lippen zijn met ons’, (Psalm 12:5);

lippen voor valsheden.

Bij dezelfde:

‘Mijn ziel zal als met smeer en vettigheid verzadigd worden, en mijn mond zal loven met lippen van liederen’, (Psalm 63:6).

Bij Jesaja:

‘Te dien dage zullen er vijf steden in het land van Egypte zijn, sprekende met de lip van Kanaän, en zwerende Jehovah Zebaoth’, (Jesaja 19:18);

de lip voor de leer.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl