Bible

 

Genesis 11:19

Studie

       

19 En Peleg leefde, nadat hij Rehu gewonnen had, tweehonderd en negen jaren; en hij gewon zonen en dochteren.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 1307

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

1307. Dat de woorden ‘en zijn hoofd zij in de hemel’ betekenen, dat zij zouden willen heersen over dat wat in de hemel is, dit volgt nu hieruit; want het hoofd in de hemel hebben, wil zeggen: zijn verheffing tot daarheen uitstrekken, zoals ook herhaaldelijk uit de beschrijving van Babel in het Woord blijkt, en uit wat eerder gezegd is ten aanzien van het verheffen van het hoofd, nr. 257.

De eigenliefde is het, die van alle liefden het minst met het hemelse leven samenstemt, want daaruit komen alle boosheden, niet alleen haatgevoelens, maar ook wraaknemingen, wreedheden en echtbreuken voort; en nog minder stemt zij daarmee samen, wanneer zij in de godsdienst binnendringt en die ontheiligt. Vandaar bestaan de hellen uit zulke geesten die zich, hoe meer zij daaruit hun hoofd in de hemel willen verheffen, des te dieper naar omlaag werken, en zich in des te verschrikkelijker straffen storten.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 257

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

257. Dat onder de kop van de slang de heerschappij van het kwade in het algemeen, en van de eigenliefde in het bijzonder wordt verstaan, kan uit het wezen van die liefde blijken, welke van dien aard is, dat zij niet alleen naar heerschappij streeft, maar zelfs naar de opperheerschappij over alles op aarde, en, daarmee niet tevreden, ook nog over alles in de hemel, en ook daarmee niet tevreden, zelfs nog over de Heer, en ook dan nog zou zij niet rusten. Dit ligt in elke vonk van de eigenliefde verborgen. Als men haar maar even aanwakkert en de teugel een beetje laat vieren, zou men merken dat zij er onmiddellijk op zou toeschieten en tot zoiets aanzwellen. Hieruit blijkt hoe de slang, of het kwade van de eigenliefde, heersen wil, en degene over wie het niet heersen kan, haat. Dit is de kop van de slang, welke zich verheft, en welke de Heer vertreedt, en wel tot op de grond, opdat zij op de buik gaat en stof eet, zoals het in het vlak voorafgaande vers staat. Aldus wordt de slang of de draak, Lucifer genoemd, bij Jesaja beschreven:

‘En gij overlegde nog wel: Ik zal ten hemel opstijgen, boven de sterren Gods mijn troon oprichten en zetelen op de berg der samenkomst ver in het noorden; ik wil opstijgen boven de hoogten der wolken, mij aan de Allerhoogste gelijkstellen. Integendeel, in het dodenrijk wordt gij neergeworpen, in het diepste der groeve’, (Jesaja 14:13, 14, 15). De slang of de draak wordt eveneens beschreven in Openbaring:

‘En er werd een ander teken in de hemel gezien, en zie, een grote rossige draak met zeven koppen en tien horens, en op zijn koppen zeven kronen. En de grote draak werd (op de aarde) geworpen, de oude slang, die genaamd wordt duivel en de satan, die de gehele wereld verleidt; hij werd op de aarde geworpen en zijn engelen met hem’, (Openbaring 12:3, 9), waar beschreven staat hoe hoog hij de kop opstak.

Bij David:

‘Aldus luidt het woord van Jehovah tot mijn Heer: Zet u aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden gelegd heb als een voetbank voor uw voeten. Jehovah strekt van Sion uw machtige scepter uit: heers te midden van uw vijanden. Hij houdt gericht onder de heidenen, hoopt lijken op, verplettert hoofden op het wijde veld. Hij drinkt onderweg uit de beek; daarom heft hij het hoofd op’, (Psalm 110:1, 2, 6, 7).

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl