Studie
8 En Hij zeide tot mij: Mensenkind, graaf nu in dien wand. En ik groef in dien wand, en ziet, daar was een deur.
27 En ik zag als de verf van Hasmal, als de gedaante van vuur rondom daarbinnen, van de gedaante Zijner lenden en opwaarts; en van de gedaante Zijner lenden en nederwaarts, zag ik als de gedaante van vuur, en glans aan Hem rondom.
17 The likeness of any beast that is on the earth, the likeness of any winged fowl that flieth in the air,
18 The likeness of any thing that creepeth on the ground, the likeness of any fish that is in the waters beneath the earth: