7840. Uit de lammeren en uit de geiten zult gij nemen; dat dit het innerlijk en het uiterlijk goede van de onschuld betekent, staat vast uit de betekenis van het lam, namelijk het goede van de onschuld, nr. 3994; en uit de betekenis van de geit of het bokje, namelijk het goede van het ware waarin onschuld is, nrs. 3995, 4005, 4006, 4871.

Dat het lam het innerlijk goede van de onschuld is en het bokje en de geit het uiterlijk goede van de onschuld, zie nr. 3519.

Wat onder het innerlijk en het uiterlijk goede van de onschuld wordt verstaan, zal in het kort worden gezegd: in elk goede moet onschuld zijn opdat het het goede is; zonder de onschuld is het goede als het ware zonder ziel; de oorzaak ervan is dat de Heer door de onschuld invloeit en daardoor het goede levend maakt bij hen die worden wederverwekt.

Het goede dat de onschuld levend maakt is innerlijk en uiterlijk; het innerlijk goede is bij hen die mensen van de innerlijke Kerk worden genoemd; maar het uiterlijk goede is bij hen die van de uiterlijke Kerk zijn; mensen van de innerlijke Kerk zijn degenen die hun goede hebben gekwalificeerd door innerlijke waarheden, zodanig als die van de innerlijke zin van het Woord zijn; maar mensen van de uiterlijke Kerk zijn zij die hun goede hebben gekwalificeerd door uiterlijke waarheden, zodanig als die van de letterlijke zin van het Woord zijn; mensen van de innerlijke Kerk zijn zij die vanuit de aandoening van de naastenliefde de naaste het goede doen, maar mensen van de uiterlijke Kerk zijn degenen die het doen uit gehoorzaamheid.

Elk mens wordt, wanneer hij wordt wederverwekt, eerst een mens van de uiterlijke Kerk, daarna echter een mens van de innerlijke Kerk; zij die van de innerlijke Kerk zijn, staan in inzicht en wijsheid boven degenen die van de uiterlijke Kerk zijn en vandaar eveneens innerlijk in de hemel.

Hieruit blijkt nu wat het innerlijk en het uiterlijk goede van de onschuld is.