Bible

 

Ezechiël 44:31

Studie

       

31 Geen aas, noch wat verscheurd is van het gevogelte, of van het vee, zullen de priesters eten.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 6119

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

6119. En waarom zouden wij naast u sterven, omdat het zilver ontbreekt; dat dit betekent dat er anders vanwege het gebrek aan het ware de geestelijke dood zou zijn, staat vast uit de betekenis van sterven, namelijk de geestelijke dood, waarover hierna; en uit de betekenis van het ontbreken van het zilver, namelijk het gebrek aan het ware; dat het zilver het ware en aanwendbare wetenschappelijke is, zie nr. 6112. Daarmee dat er de geestelijke dood is wanneer er gebrek aan het ware is, is het als volgt gesteld; het geestelijk leven bestaat in de uitoefeningen volgens de ware dingen, dus in nutten; want degenen die in het geestelijk leven zijn, streven en verlangen naar de ware dingen ter wille van het leven, dat wil zeggen, om daarnaar te leven en dus ter wille van de nutten; voor zoveel als zij dus ware dingen kunnen putten van waaruit de nutten kunnen worden gedaan, zijn zij in het geestelijk leven, omdat zij voor zoveel in het licht van inzicht en wijsheid zijn; wanneer dus de ware dingen ontbreken, wat gebeurt wanneer de staat van schaduw komt, die in het Woord met de avond wordt aangeduid, nr. 6110, dan is het geestelijk leven in nood; dan immers doen zich zulke dingen voor die van de schaduw zijn, dat wil zeggen, die van de geestelijke dood zijn; want dan worden zij niet zoals tevoren in het licht gehouden, maar voor een deel in hun eigene gebracht; vandaar doet zich vanwege de schaduw het beeld van de geestelijke dood, dat wil zeggen, van de verdoemenis voor. Dat met de dood de geestelijke dood of de verdoemenis wordt aangeduid, staat vast uit zeer vele plaatsen in het Woord, waaruit alleen de volgende mogen worden aangevoerd; bij Jesaja:

‘Hij zal in gerechtigheid de armen richten en met rechtmatigheid zal Hij de ellendigen des lands berispen; daarentegen zal Hij het land slaan met de roede Zijns monds en met de geest Zijner lippen zal Hij de goddeloze doen sterven’, (Jesaja 11:4);

daar over de Heer; de roede des monds en de geest der lippen voor het Goddelijk Ware, waar vanuit het gericht is; sterven voor verdoemd worden.

Bij dezelfde:

‘Hij zal de dood verzwelgen tot in het eeuwige en de Heer Jehovih zal de traan afwissen van over alle aangezichten’, (Jesaja 25:8).

Bij dezelfde:

‘De doden zullen niet leven, de Refaïm zullen niet opstaan; daarom dat Gij bezocht hebt, Gij hebt hen uitgeblust’, (Jesaja 26:14).

Bij dezelfde:

‘Uw doden zullen leven, mijn lijk, zij zullen opstaan’, (Jesaja 26:19).

Bij dezelfde:

‘Gij hebt gezegd: Wij hebben een verbond met de dood uitgehouwen en met de hel hebben wij een gezicht gemaakt; ulieder verbond met de dood zal worden afgeschaft en uw gezicht met de hel zal niet bestaan’, (Jesaja 28:15, 18).

Bij Jeremia:

‘Gij verwacht het licht, maar Hij zal datzelve stellen tot een schaduw des doods, Hij zal het tot donkerheid stellen’, (Jeremia 13:16).

Bij Ezechiël:

‘Gij hebt Mij ontwijd bij Mijn volk voor handvollen gerst en voor stukken broods, om zielen te doden die niet moeten sterven en om zielen levend te maken die niet moeten leven’, (Ezechiël 13:19, 22).

Bij Hosea:

‘Vanuit de hand der hel zal Ik hen verlossen, vanuit de dood zal Ik hen bevrijden; o dood, Ik zal uw pestilentiën zijn; o hel, Ik zal uw verderf zijn’, (Hosea 13:14).

Bij David:

‘Gij verheft mij vanuit de poorten des doods’, (Psalm 9:14).

Bij dezelfde:

‘Verlicht mijn ogen, opdat ik misschien niet de dood slape’, (Psalm 13:4).

Bij dezelfde:

‘De koorden des doods hadden mij omgeven en de koorden der hel’, (Psalm 18:5, 6).

Bij dezelfde:

‘Als het vee zullen zij in de hel worden gesteld, de dood zal hen weiden’, (Psalm 49:15).

Bij Johannes:

‘Ik heb de sleutels der hel en des doods’, (Openbaring 1:18).

Bij dezelfde:

‘Die overwint zal geen schade lijden in de tweede dood’, (Openbaring 2:11).

Bij dezelfde:

‘Ik ken uw werken, dat gij de naam hebt dat gij leeft, maar gij zijt dood; zijt wakende en versterk de overgebleven dingen, die op sterven staan’, (Openbaring 3:1, 2).

Bij Mattheüs:

‘Het volk zittende in de duisternis heeft een groot schijnsel gezien en de zittenden in de streek en schaduw des doods, hun is een licht opgegaan’, (Mattheüs 4:16).

Bij Johannes:

‘Die Mijn woord hoort en gelooft Hem Die Mij gezonden heeft, zal het eeuwige leven hebben en zal niet in het gericht komen, maar is overgegaan uit de dood tot het leven’, (Johannes 5:24).

Bij dezelfde:

‘Ik ga heen en gij zult Mij zoeken, maar in uw zonde zult gij sterven; Ik heb u gezegd dat gij zult sterven in uw zonden; indien gij immers niet gelooft dat Ik ben, gij zult sterven in uw zonden; zo iemand Mijn woord zal bewaard hebben, die zal de dood niet zien tot in het eeuwige’, (Johannes 8:21, 24, 51, 52). Omdat de dood de verdoemenis betekende, was het diegenen die van de uitbeeldende Kerk waren, verboden de doden aan te raken; en indien zij ze aanraakten, waren zij onrein en moesten zij gereinigd worden, (Ezechiël 44:25; Leviticus 15:31; 21:1-3; 22:8; Numeri 6:6-12; 19:11 e.v.)

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl