14
Daarom profeteer, o mensenkind! en zeg tot Gog: Zo zegt de HeereHeere: Zult gij het, te dien dage, als Mijn volk Israel zeker woont, niet gewaar worden?
39
En hij zal de vastigheden der sterkten maken met den vreemden god; dengenen, die hij kennen zal, zal hij de eer vermenigvuldigen, en hij zal ze doen heersen over velen, en hij zal het land uitdelen om prijs.
21
En een grote hagel, elk als een talent pond zwaar, viel neder uit den hemelop de mensen; en de mensen lasterden God vanwege de plage des hagels; want deszelfs plage was zeer groot.