Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 10160
10160. Er werd gevraagd of zij op hun aardbol leven onder de heerschappijen van vorsten of koningen en hierop antwoordden zij dat zij niet weten wat heerschappijen zijn en dat zij onder elkaar leven, onderscheiden in natiën, families en huizen.
Verder werd er gevraagd of zij veilig zijn.
Zij zeiden dat zij veilig zijn, aangezien de ene familie de andere niets benijdt en niets wil wegnemen.
Zij waren verontwaardigd dat zulke dingen werden gevraagd alsof men hen van vijandigheid verdacht en dat zij een of andere beveiliging behoefden tegen rovers.
Wat heeft men meer nodig, verzekerden zij, dan voedsel en kleding te hebben en zo tevreden en rustig onder elkaar te wonen.
Het werd doorvat van de Oudsten, die van onze aardbol waren geweest, dat zij eender in hun tijd hadden geleefd en dat zij toen niet hadden geweten wat het was over anderen te heersen vanuit de eigenliefde en schatten opeen te hopen boven de noodzakelijkheden van het leven uit, vanwege de liefde van de wereld.
En dat zij toen de innerlijke vrede en tegelijk de uiterlijke vrede hadden en daarvandaan is de hemel bij de mens.
Die tijden werden daarom door de oude schrijvers de gouden eeuwen genoemd en daarmee beschreven zij het gerechte en het billijke betrachte, krachtens een aan het hart ingeschreven wet.
De staat van het leven van die tijden wordt in het Woord beschreven met wonen onder elkaar veilig en eenzaam, zonder poortdeuren en grendels.
En omdat hun woningen tenten zijn geweest, werd daarom ter gedachtenis daaraan een tent gebouwd, die voor het Huis van God gold en daarna werd het feest der tenten ingesteld, waarin men zich van harte verblijdde.
En aangezien zij die zo leefden, waren zonder de waanzinnige liefde van heersen ter wille van zich en van het gewinnen van de wereld ter wille van de wereld, liet daarom de hemel toen zich tot hun neer en werd de Heer door velen in de menselijke vorm gezien.