Bible

 

Ezechiël 38:1

Studie

       

1 Wijders geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende:

Komentář

 

Prophet

  

The idea of a "prophet" is very closely tied to the idea of the Bible itself, since the Bible was largely written by prophets. At a lower level, prophets represent people who teach from the Bible. At a higher level, they represent the Lord as He reveals himself through the Bible. Viewed in a abstract way, prophets represent the holy parts of the Bible themselves, and also represent doctrine drawn from the Bible. The reason we say "largely written by prophets" and "the holy parts of the Bible" is that not all of the books currently included in the Bible have a complete and continuous internal sense. Some -- like Job, Ruth, and Song of Solomon -- are wonderful literary pieces that got included, but which lack the systematic meanings for words and phrases. Others -- the Acts and Epistles, primarily -- are really doctrinal works, the first attempt by others to extract meaning from Jesus' life and words.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 2906

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

2906. Dat de woorden ‘de jaren der levens van Sarah’ betekenen, terwijl er iets van het Goddelijk ware op aarde overbleef, blijkt uit de betekenis van het jaar, namelijk een volledig tijdperk van de Kerk, van het begin tot het einde; dus uit de betekenis van de jaren, namelijk tijdperken, waarover eerder in nr. 2905;

en uit de betekenis van de levens van Sarah, te weten de staten ten aanzien van het Goddelijk ware, waarover eveneens eerder in nr. 2904; dus hier betekent het de grens, toen er niet langer enig Goddelijk ware over was, hetgeen ook volgt uit wat onmiddellijk voorafgaat. Dat een jaar de volledige tijd van een staat van de Kerk betekent, van het begin tot het einde, of wat hetzelfde is, een volledig tijdperk, en dat dus jaren, tijden of tijdperken binnen het algemene tijdperk betekenen, kan blijken uit de volgende plaatsen in het Woord, bij Jesaja:

‘Jehovah heeft mij gezalfd om een blijde boodschap te brengen de verdrukten; Hij heeft mij gezonden om te verbinden de gebrokenen van harte, om de gevangenen vrijheid uit te roepen en de gebondenen opening op elke wijze; om uit te roepen het jaar van het welbehagen van Jehovah en de dag der wraak onze God’, (Jesaja 61:1, 2);

waar gehandeld wordt over de komst van de Heer; het jaar van het welbehagen van Jehovah staat voor de tijd van de nieuwe Kerk.

Bij dezelfde:

‘De dag der wraak is in Mijn hart en het jaar Mijner verlosten is gekomen’, (Jesaja 63:4) eveneens over de komst van de Heer; het jaar der verlosten staat voor de tijd van de nieuwe Kerk.

Bij dezelfde:

‘De dag der wraak van Jehovah, het jaar der vergeldingen om Zions twistzaak’, (Jesaja 34:8) eveneens. Dezelfde tijd wordt ook het jaar der bezoeking genoemd, bij Jeremia:

‘Ik zal het boze brengen over de mannen van Anathoth, het jaar van hun bezoeking’, (Jeremia 11:23);

bij dezelfde:

‘Ik zal over Moab het jaar van hunlieder bezoeking brengen’, (Jeremia 48:44). Nog duidelijker bij Ezechiël: ’Na vele dagen zult gij bezocht worden, in het nageslacht der jaren zult gij komen in het land, dat wedergebracht is van het zwaard, dat vergaderd is uit vele volken, op de bergen Israëls, die steeds tot verwoesting zullen zijn’, (Ezechiël 38:8);

het nageslacht der jaren staat voor de laatste tijd van de Kerk die dan ophoudt Kerk te zijn, en wel diegenen die verworpen zijn, die eerder van de Kerk waren, terwijl anderen van elders worden aangenomen.

Bij Jesaja:

‘Alzo heeft de Heer tot mij gezegd: Nog binnen een jaar, overeenkomstig de jaren eens dagloners, en al de heerlijkheid van Kedar zal voleindigd worden’, (Jesaja 21:16);

hier eveneens voor de laatste tijd.

Bij Ezechiël:

‘In uw bloed dat gij vergoten hebt, zijt gij schuldig geworden en in uw afgoden die gij gemaakt hebt, zijt gij bevlekt en hebt uw dagen doen naderen en zijt tot uw jaren gekomen, daarom heb Ik u de natiën overgegeven tot smaad en alle landen tot spot’, (Ezechiël 22:4);

tot de jaren komen staat voor ‘tot aan het einde’, wanneer de Heer van de Kerk terugtreedt.

Bij Jesaja:

‘Nu heeft Jehovah gesproken, zeggende: Binnen drie jaren, als de jaren eens dagloners en de heerlijkheid van Moab zal verachtzaam gemaakt worden, in al de grote menigte; en het overblijfsel weinig, gering wezen’, (Jesaja 16:14);

binnen drie jaren staat ook voor het einde van de vorige Kerk; dat drie het volledige en het begin is, zie de nrs. 1825, 2788; iets dergelijks betekent ook zeven en verder ook zeventig, zie de nrs. 720, 728, 901;

vandaar bij Jesaja:

‘En het zal geschieden te dien dage en Tyrus zal aan de vergetelheid overgeleverd worden zeventig jaren, overeenkomstig eens konings dagen; ten einde van zeventig jaren zal het Tyrus zijn als het lied van een hoer. En het zal geschieden ten einde van zeventig jaren, en Jehovah zal Tyrus bezoeken, en zij zal wederkeren tot het hoerenloon’, (Jesaja 23:15, 17);

zeventig jaren staat voor een volledig tijdperk, vanaf dat de Kerk ontstond totdat zij de geest geeft, wat ook ‘eens konings dagen’ is, want de koning betekent het ware van de Kerk; zie nrs. 1672, 1728, 2015, 2069.

De zeventig jaren gevangenschap, waarin de Joden verkeerden, sluiten ook iets dergelijks in, waarover eveneens het volgende bij Jeremia:

‘Deze natiën zullen de koning van Babel dienen zeventig jaren en het zal geschieden als de zeventig jaren vervuld zijn, dan zal Ik over de koning van Babel en over die natie, het is gezegd door Jehovah, hun ongerechtigheid bezoeken’, (Jeremia 25:11, 12; 29:10). Dat het jaar en ook de jaren de volledige periode van een Kerk zijn, of de tijd van haar duur, kan verder nog blijken bij Maleachi:

‘Ziet, Ik zende Mijn engel en hij zal de weg voor Mij bereiden en snellijk zal tot Zijn tempel komen de Heer, die gijlieden zoekt, en de engel des verbonds, die gij begeert; ziet, Hij komt, heeft Jehovah Zebaoth gezegd; en wie zal de dag van Zijn komst verdragen. Dan zal de gave van Jehudah en Jeruzalem zoet wezen, als in de dagen der eeuw en als in de oude jaren’, (Maleachi 3:1, 2, 4) waar over de komst van de Heer wordt gehandeld; de dagen der eeuw staan voor de Oudste Kerk, de oude jaren voor de Oude Kerk, de gave van Jehudah voor de eredienst vanuit hemelse liefde en de gave van Jeruzalem voor de eredienst vanuit geestelijke liefde. Dat hier niet Jehudah bedoeld wordt, noch Jeruzalem, blijkt duidelijk.

Bij David:

‘Ik overdacht de dagen van ouds en de jaren der eeuwen’, (Psalm 77:6) waar de dagen van ouds en de jaren der eeuwen voor dezelfde Kerken staan. Nog duidelijker komt het uit bij Mozes:

‘Gedenk aan de dagen der eeuw, versta de jaren van geslacht en geslacht, vraag uw vader en hij zal het u bekend maken, uw ouden en zij zullen het u zeggen; toen de allerhoogste aan de natiën de erfenis gaf, en Hij de zonen des mensen vaneen scheidde’, (Deuteronomium 32:7, 8). Dat het jaar en de jaren de volle tijd van de Kerk zijn, blijkt ook duidelijk bij Habakuk:

‘Jehovah, ik heb Uw faam gehoord, ik heb gevreesd: Uw werk, Jehovah, behoud dat in het leven in het midden der jaren; maak het bekend in het midden der jaren; in de toorn gedenk der barmhartigheid. God zal komen van Theman en de Heilige van de berg Paran’, (Habakuk 3:2, 3) dit ten aanzien van de komst van de Heer; in het midden der jaren voor: in de volheid der tijden; wat de volheid der tijden is, zie men hiervoor in nr. 2905. Zoals het jaar en de jaren de volle tijd betekenen tussen de beide grenzen ervan, namelijk het begin en het einde, wanneer zij betrekking hebben op het rijk van de Heer op aarde, dat wil zeggen, op de Kerk, evenzo betekenen zij het eeuwige, wanneer zij betrekking hebben op het rijk van de Heer in de hemel; zoals bij David:

‘O God, Uw jaren zijn van geslacht tot geslacht en Gij zijt het zelf, en Uw jaren zullen niet voleindigd worden; de zonen van Uw knechten zullen verblijven en hun zaad zal voor U bevestigd worden’, (Psalm 102:25, 27, 28).

Bij dezelfde:

‘Gij zult dagen tot des Konings dagen toedoen; Zijn jaren zullen zijn als van geslacht tot geslacht; en Hij zal eeuwig voor God wonen’, (Psalm 61:7, 8) waar de jaren voor het eeuwige staan, want er wordt gehandeld over de Heer en over Zijn rijk. Dat de lammeren, die als brand- en slachtoffers geofferd werden, ‘zonen van hun jaar waren’, (Leviticus 12:6; 14:10; Numeri 6:12; 7:15, 21, 27, 33, 39, 45, 51, 57, 63, 69, 75, 81) en elders, betekende de hemelse dingen van de onschuld in het rijk van de Heer, die eeuwig zijn; vandaar ook de vermelding van het brandoffer van kalveren, ‘de zonen van een jaar’ als hoogst welgevallig, bij, (Micha 6:6). Dat een jaar in de innerlijke zin niet een jaar betekent, kan ook hieruit blijken, dat de engelen die in de innerlijke zin van het Woord zijn, niet een voorstelling van enig jaar kunnen hebben; maar aangezien een jaar een volle periode van tijd is in de natuur, die tot de wereld behoort, hebben zij in plaats daarvan een voorstelling van de volheid met betrekking tot de staat van de Kerk en van het eeuwige met betrekking tot de staten van de hemel; tijden zijn voor hen staten, zie nrs. 1274, 1382, 2625, 2788, 2837.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl