39
En gijlieden, o huisIsraels, alzo zegt de HeereHeere: Gaat henen, dient een ieder zijn drekgoden, ook hierna, dewijl gijlieden naar Mij niet hoort; doch ontheiligt niet meer Mijn heiligenNaam, met uw giften en met uw drekgoden.
7
Die zal Ik ook brengen tot Mijn heiligenberg, en Ik zal hen verheugen in Mijn bedehuis; hun brandoffers en hun slachtoffers zullen aangenaam wezen op Mijn altaar; want Mijn huis zal een bedehuis genoemd worden voor alle volken.