Bible

 

Ezechiël 20:36

Studie

       

36 Gelijk als Ik gerecht heb met uw vaderen in de woestijn van Egypteland, alzo zal Ik met u rechten, spreekt de Heere Heere.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 879

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

879. Vers 10 en 11, 11. En hij wachtte nog zeven andere dagen af, en hij voer voort de duif uit te laten uit de ark. En de duif keerde tot hem weer tegen de avondtijd, en zie, een afgebroken olijfblad was in haar mond; en Noach erkende dat de wateren van boven de aarde verminderd waren.

Dat hij nog zeven dagen afwachtte, betekent het begin van de tweede staat van de wedergeboorte; zeven dagen betekent het heilige, omdat nu van de naastenliefde sprake is; en hij voer voort de duif uit te laten uit de ark, betekent de staat van opname van de goedheden en waarheden van het geloof; en de duif keerde tot hem weer tegen de avondtijd, betekent, dat deze goedheden en waarheden en enigszins begonnen te verschijnen; de avondtijd is als het ware in de schemering voor de morgen; en ziet, een afgebroken olijftak was in haar mond, betekent een weinig van het ware van het geloof; het blad is het ware; de olijf is het goede van de naastenliefde; afgebroken wil zeggen, dat het ware van het geloof uit het goede van de naastenliefde voortkwam; in haar mond wil zeggen, dat het zich vertoonde; en Noach erkende dat de wateren van boven de aarde verminderd waren, betekent, dat het zo was, daar de valsheden, die in de weg stonden, niet meer zo groot waren als vroeger.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 39

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

39. Vers 20. En God zei:

‘Dat de wateren voortbrengen het kruipende dier, de levende ziel; en de vogel vliege boven de aarde, boven de aangezichten van het uitspansel van de hemelen.’

Nadat de grote lichten ontstoken zijn en in de innerlijke mens geplaatst, en de uiterlijke mens vandaar licht ontvangt, begint de mens voor het eerst te leven; men kan zeggen dat hij voorheen nauwelijks geleefd heeft, want hij achtte het goede dat hij deed, uit zichzelf gedaan, en het ware dat hij sprak, uit zichzelf gezegd, maar omdat de mens uit zichzelf dood is en er in hem niets is, dan hetgeen boos en vals is, is al hetgeen hij uit zichzelf voortbrengt, niet levend, in die mate, dat hij uit zichzelf niet eens het goede kan doen, tenzij uit de Heer, is uit de leer van het geloof voor ieder duidelijk, want de Heer zegt bij Mattheüs:

‘Die het goede zaad zaait, is de Zoon des mensen’, (Mattheüs 13:37). Noch kan het goede voortkomen anders dan uit de bron Zelf, die één is, zoals Hij ook zegt:

‘Niemand is goed dan God alleen’, (Lukas 18:19). Maar nochtans, wanneer de Heer de mens tot leven wekt of tot wedergeboorte, staat Hij eerst toe dat hij zulke dingen denkt, want in die staat kan de mens het niet anders vatten, noch kan hij er op andere wijze toe gebracht worden, te geloven en daarna te doorvoelen, dat al het goede en ware van de Heer alleen komt. Al de tijd dat hij in die mening verkeerde, werden het goede en ware van hem met grasscheutjes vergeleken, daarna met zaad zaaiend kruid, dan met vruchtbaar geboomte, welke alle onbezield zijn; maar nu hij levend is gemaakt door liefde en geloof, en gelooft dat de Heer al het goede werkt wat hij doet en het ware wat hij zegt, wordt hij voor het eerst vergeleken met de kruipende dieren in het water, en met de vogels die boven de aarde vliegen, en deze zijn allen bezield en worden levende zielen genoemd.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl