Bible

 

Ezechiël 16:44

Studie

       

44 Zie, een ieder, die spreekwoorden gebruikt, zal van u een spreekwoord gebruiken, zeggende: Zo de moeder is, is haar dochter.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 9959

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

9959. En maak voor hen onderbroeken van linnen; dat dit het uiterlijke van de echtelijke liefde betekent, staat vast uit de betekenis van de onderbroeken, namelijk het uiterlijke van de echtelijke liefde, waarover hierna; en uit de betekenis van het linnen, namelijk het uiterlijk ware of het natuurlijk ware, waarover hierna.

Dat de onderbroeken het uiterlijke van de echtelijke liefde betekenen, is omdat de klederen of de bedekkingen de betekenis ontlenen aan dat lichaamsdeel dat zij bedekken, nr. 9827 en de lenden met de geslachtsdelen, die de onderbroek bekleedt of bedekt, betekenen de echtelijke liefde.

Dat de lenden dit betekenen, zie de nrs. 3021, 4280, 4575; en dat de geslachtsdelen dit betekenen, nrs. 4452, 5050-5062.

Wat de waarlijk echtelijke liefde is, zal in het artikel hierna worden gezegd.

Dat de onderbroeken uit linnen waren gemaakt, had als oorzaak dat het linnen het uiterlijk ware of het natuurlijk ware betekent, nr. 7601; en het uiterlijke zelf is het ware.

De oorzaak dat het uiterlijke het ware is, is dat de innerlijke dingen stilhouden in de uiterlijke dingen en daarop als op hun schragen rusten; en de schragen zijn de waarheden.

Het is met die dingen gesteld als met de fundamenten waarop het huis is gebouwd, daarom betekenen de fundamenten van het huis de waarheden van het geloof uit het goede, nr. 9643; en bovendien zijn het de waarheden die de goedheden beschermen tegen de boosheden en de valsheden en daaraan weerstand bieden; en alle macht die het goede heeft, is er door de waarheden, nr. 9643.

Vandaar eveneens is het, dat in het laatste van de hemel degenen zijn die in de waarheden van het geloof vanuit het goede zijn, daarom stemt eveneens het laatste of het uiterste bij de mens, dat zijn uitwendige huid is, overeen met degenen in de hemelen die in de waarheden van het geloof zijn, nrs. 5552 tot 5559, 8980, maar niet met hen die in het van het goede gescheiden geloof zijn; dezen immers zijn niet in de hemel.

Hieruit nu kan vaststaan, waarom de onderbroeken uit linnen waren; maar de onderbroek van Aharon, wanneer hij was bekleed met de klederen die tot heerlijkheid en tot sieraad waren, waarover in dit hoofdstuk is gehandeld, was uit linnen met fijn lijnwaad doorweven, zoals blijkt uit het volgende, waar gezegd wordt: ‘Zij maakten rokken van fijn lijnwaad, het werk eens wevers en de tulband van fijn lijnwaad en de versieringen van de tiaren uit fijn lijnwaad en de onderbroeken van linnen met fijn lijnwaad doorweven’, (Exodus 39:27,28).

Maar de onderbroek van Aharon, wanneer hij was bekleed met de klederen der heiligheid, was uit linnen, zoals vaststaat bij Mozes: ‘Wanneer Aharon zal binnentreden in het Heilige binnen de voorhang, zo zal hij aantrekken de rok van linnen der heiligheid en de onderbroek van linnen zal op zijn vlees zijn en met de bandelier van linnen zal hij zich gorden en hij zal zich de tulband van linnen opzetten; klederen der heiligheid, deze.

Ook zal hij zijn vlees met wateren wassen, wanneer hij ze zal aandoen.

En eerst dan zal hij de brandoffers en de slachtoffers offeren, door welke hij het heilige van onreinheden zal ontzondigen’, (Leviticus 16:1).

Dat Aharon toen met de klederen van linnen bekleed zou gaan, die ook de klederen der heiligheid werden genoemd, had als oorzaak, dat hij toen het ambt vervulde van de tent, en tevens het volk en zichzelf te ontzondigen van onreinheden; en alle ontzondiging, welke plaatsvond door wassingen, brandoffers en slachtoffers, beeldde uit de zuivering van het hart van de boosheden en de valsheden, dus de wederverwekking; en de zuivering van de boosheden en de valsheden, of de wederverwekking vindt plaats door de waarheden van het geloof; daarom waren op Aharon dan de klederen van linnen want met de klederen van linnen werden de waarheden van het geloof aangeduid, zoals eerder is gezegd.

Dat alle zuivering van de boosheden en valsheden plaatsvindt door de waarheden van het geloof, zie de nrs. 2799, 5954, 7044, 7918, 9089; dus de wederverwekking, nrs. 1555, 2046, 2063, 2979, 3332, 3665, 3690, 3786, 3876, 3877, 4096, 4097, 5893, 6247, 8635, 8638, 8639, 8640, 8772, 9088, 9089, 9103.

Om dezelfde oorzaak was het ook, dat ‘de priester het gewaad van linnen en de onderbroek van linnen zou aantrekken, wanneer hij de as van het altaar wegnam’, (Leviticus 6:10) en eveneens dat de priesters Levieten uit de zonen van Zadoc zo zullen doen, wanneer zij in het heiligdom zullen binnentreden, waarover bij Ezechiël: ‘De priesters Levieten, de zonen van Zadoc zullen binnentreden in Mijn heiligdomen en toetreden tot Mijn tafel om Mij te bedienen.

Wanneer zij zullen binnentreden tot de poorten van de innerlijke voorhof, dan zullen zij klederen van linnen aantrekken; ook zal op hen geen wol opkomen, wanneer zij zullen binnentreden tot de poorten van de innerlijke voorhof inwaarts; tulbanden van linnen zullen zijn op hun hoofd en onderbroeken van linnen zullen zijn op hun lenden; zij zullen zich niet aangorden met zweet’, (Ezechiël 44:15-19).

Daar wordt gehandeld over de nieuwe tempel, waarmee de nieuwe Kerk wordt aangeduid; met de priesters Levieten worden degenen aangeduid die in de waarheden vanuit het goede zijn; met de klederen van linnen worden aangeduid de waarheden van het geloof waardoor de zuivering en de wederverwekking plaatsvindt; dat zij niet zouden worden aangegord met zweet, betekent dat de heilige dingen van de eredienst niet zouden worden vermengd met het eigene van de mens, want het zweet is het eigene van de mens en het eigene van de mens is niets dan het boze en het valse, nrs. 210, 215, 694, 874-876, 987, 1047, 3812, 8480, 8941.

Dat de onderbroek die Aharon had wanneer hij was bekleed met de klederen tot heerlijkheid en sieraad, uit linnen waren, met fijn lijnwaad doorweven, zoals blijkt uit de eerder aangehaalde plaats, (Exodus 39:27,28), had als oorzaak, dat Aharon daarmee de Heer uitbeeldde ten aanzien van het Goddelijk Goede in de hemelen, Aharon zelf de Heer ten aanzien van het Goddelijk hemelse daar en de klederen ten aanzien van het Goddelijk geestelijke daar, voortgaande uit het Goddelijk hemelse, nr. 9814; en het fijn lijnwaad is het Goddelijk geestelijke voortgaande uit het Goddelijk hemelse, nrs. 5319, 9469.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 885

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

885. Dat het blad het ware betekent, blijkt hier en daar uit het Woord, waar de mens met een boom vergeleken of boom genoemd wordt; dan betekenen de vruchten het goede van de naastenliefde en het blad het ware daarvan. Op dezelfde wijze verhouden zij zich ook, zoals bij Ezechiël:

‘Aan de rivier, aan haar oever, zal van deze en van gene zijde opgaan allerlei spijsgeboomte, welks blad niet zal afvallen, noch de vrucht daarvan vergaan; in zijn maanden zal het herboren worden; want zijn wateren vloeien uit het heiligdom; en zijn vrucht zal zijn tot spijs en zijn blad tot heling’, (Ezechiël 47:12; Openbaring 22:2). Hier staat de boom voor de mens van de Kerk, in wie het rijk van de Heer is; de vrucht van het goede van de liefde en van de naastenliefde; het blad voor de waarheden daarvan, welke dienen tot onderwijzing van het menselijk geslacht en tot zijn wedergeboorte, vandaar dat het blad heet tot heling te zijn.

Bij dezelfde:

‘Zal hij niet zijn wortelen uitrukken en zijn vrucht afsnijden, dat hij droog worde? En alle afgebroken, [bladeren] van zijn gewas zullen verdrogen’, (Ezechiël 17:9). Hier is sprake van de wijnstok, of van de Kerk, en wel van de verwoeste Kerk, waarvan het goede, dat de vrucht is, en het afgebrokene van het gewas, dat het ware is, dus verdort.

Bij Jeremia:

‘Gezegend de man, die op Jehovah vertrouwt, hij zal zijn als een boom, die aan de wateren geplant is; zijn blad zal groen zijn; in een jaar van droogte zal hij niet bezorgd zijn; en hij zal niet ophouden vrucht te dragen’, (Jeremia 17:7, 8);

het groene blad voor het ware van het geloof, dus van het geloof dat uit de naastenliefde voortkomt; op dezelfde wijze bij David, (Psalm 1:3);

en bij dezelfde profeet:

‘Geen druiven aan de wijnstok, en geen vijgen aan de vijgenboom, en het blad is afgevallen’, (Jeremia 8:13);

druiven aan de wijnstok voor het geestelijk goede, vijgen aan de vijgenboom voor het natuurlijk goede; blad voor het ware, dat dus is afgevallen; evenzo bij, (Jesaja 34:4). Iets dergelijks werd verstaan onder de vijgenboom, die Jezus zag, en waaraan Hij niets vond dan bladeren, waarom hij verdorde, (Mattheüs 21:20; Markus 11:13, 14);

voornamelijk werd de Joodse Kerk hier onder de vijgenboom verstaan, bij welke kerk niets van het natuurlijk goede meer was; maar de leer van het geloof of het ware, dat bij haar bewaard was, is het blad. De verwoeste Kerk is van dien aard, dat zij het ware weet, maar niet wil verstaan; op dezelfde wijze zijn zij, die zeggen het ware te weten of wat dat zaak van het geloof is, en niets hebben van het goede van de naastenliefde; zij zijn slechts bladeren van de vijgenboom, en verdorren.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl