Bible

 

Ezechiël 16:22

Studie

       

22 Ook hebt gij bij al uw gruwelen en uw hoererijen niet gedacht aan de dagen uwer jonkheid, als gij naakt en bloot waart, als gij vertreden waart in uw bloed.

Ze Swedenborgových děl

 

Apocalyps Onthuld # 189

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 962  
  

189. Opdat niemand uw kroon neme, betekent opdat de wijsheid niet zal vergaan, vanuit welke de eeuwige gelukzaligheid is.

De mens heeft de wijsheid nergens anders vandaan dan vanuit het goede door de ware dingen uit de Heer; dat de mens door deze ware dingen de wijsheid heeft, is omdat de Heer Zich hierdoor met de mens verbindt en de Heer is de Wijsheid Zelf en daarom vergaat de wijsheid bij de mens, wanneer hij ophoudt de ware dingen te doen, dat wil zeggen, volgens die te leven; dan houdt hij ook op de wijsheid lief te hebben en als gevolg daarvan de Heer.

Onder de wijsheid wordt verstaan wijsheid in geestelijke dingen; daarvanuit wordt als vanuit een bron afgeleid de wijsheid in overige dingen, dat het inzicht wordt genoemd en door dit de wetenschap, die is vanuit de aandoening van de ware dingen te weten.

Dat de kroon de wijsheid betekent, is omdat de wijsheid de hoogste plaats bij de mens inneemt en hem dus kroont; de kroon van een koning betekent ook niets anders, want een koning is in de geestelijke zin het Goddelijk Ware, nr. 20 en vanuit het Goddelijk Ware is alle wijsheid.

De wijsheid wordt met de kroon ook aangeduid in de volgende plaatsen:

‘Ik zal David een hoorn doen uitspruiten en op hem zal zijn kroon bloeien’, (Psalm 132:17, 18).

‘Jehovah gaf oorringen op uw oren en een kroon des sieraads op uw hoofd’, (Ezechiël 16:12); deze dingen ten aanzien van Jeruzalem, waarmee de Kerk wordt aangeduid ten aanzien van de leer; en daarom is de kroon des sieraads de wijsheid vanuit het Goddelijk Ware of vanuit het Woord.

‘Te dien dage zal Jehovah Zebaoth tot een kroon des sieraads zijn en tot een tulband der sierlijkheid de overblijfselen Zijns volks’, (Jesaja 28:5); deze dingen over de Heer, omdat gezegd wordt ‘te dien dage’; de kroon des sieraads tot welke Hij zijn zal, is de wijsheid; en de tulband der sierlijkheid is het inzicht; de overblijfselen des volks zijn zij bij wie Zijn Kerk zal zijn.

Iets eenders wordt met de kroon en de tulband aangeduid bij, (Jesaja 62:1, 3); en verder iets eenders met de gouden plaat op de tulband van Aharon, (Exodus 28:36, 37) die ook de bekroning werd genoemd.

Bovendien in deze plaatsen:

‘Zeg tot de koning en de heerseres: Laat u neder, zet u, omdat het ornament uws hoofds is nedergedaald, de kroon uwer sierlijkheid’, (Jeremia 13:18).

‘De vreugde onzes harten heeft opgehouden, de kroon onzes hoofds is gevallen’, (Klaagliederen 5:15, 16).

‘Mijn heerlijkheid heeft Hij van mij afgetrokken en de kroon mijns hoofds heeft Hij verwijderd’, (Job 19:9).

‘Gij hebt de kroon Uws Gezalfde gedoemd tot de aarde’, (Psalm 89:40); in deze plaatsen wordt met de kroon de wijsheid aangeduid.

  
/ 962  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl