Bible

 

Ezechiël 11:20

Studie

       

20 Opdat zij wandelen in Mijn inzettingen, en Mijn rechten bewaren, en dezelve doen; en zij zullen Mij tot een volk zijn, en Ik zal hun tot een God zijn.

Komentář

 

#89 How the Second Coming Unfolds: What Jesus says

Napsal(a) Jonathan S. Rose

Title: From East to West: How the Second Coming Unfolds

Topic: Second Coming

Summary: We look at the striking statement in Matthew 24:27 that the Second Coming will take place like lightning coming from the east and flashing to the west. What other clues does the Bible contain to what this might mean?

Use the reference links below to follow along in the Bible as you watch.

References:
Matthew 24:1, 27
Luke 17:20-30
Exodus 19:16; 20:18
2 Samuel 22:10-16
Matthew 28:2
Revelation 11:19
Numbers 3:23
Leviticus 16
Matthew 21:1
Luke 19:37
Numbers 34:6
Isaiah 9:2
Malachi 3:1; 4:1
Zechariah 14:1
Ezekiel 10:18; 11:22; 43; 44; 46; 48
Matthew 24:26-27
Hebrews 4:12
Luke 2:34-35

Přehrát video
Spirit and Life Bible Study broadcast from 5/2/2012. The complete series is available at: www.spiritandlifebiblestudy.com

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 1460

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

1460. Dat de woorden ‘er was honger in het land’ het gebrek aan erkentenissen betekent, het gebrek aan erkentenissen dat de Heer nog had, toen Hij een knaap was, blijkt uit hetgeen eerder gezegd is. De erkentenissen komen bij de mens in de knapenjaren nooit van binnenuit, maar door zintuiglijke voorwerpen, voornamelijk door het gehoor; want er bevinden zich, als gezegd, bij de uiterlijke mens ontvangende vaten, welke de vaten van het geheugen worden genoemd; deze worden, zoals eenieder bekend kan zijn, door kennis gevormd, terwijl de innerlijke mens invloeit en bijstand verleent; vandaar worden de erkentenissen overeenkomstig de invloeiing van de innerlijke mens geleerd en in het geheugen geplant. Zo was het ook met de Heer gesteld, toen Hij een knaap was, want Hij werd zoals een ander mens geboren, en zoals een ander mens onderwezen, maar de innerlijke dingen waren bij Hem hemelse dingen, welke de vaten bereid maakten, zodat de erkentenissen ontvangen en zodat de erkentenissen naderhand de vaten tot opname van de Goddelijke zouden worden. De innerlijke dingen bij Hem waren Goddelijk uit Jehovah, Zijn Vader, de uiterlijke dingen waren menselijk uit Maria, Zijn moeder. Hieruit kan blijken, dat bij de Heer, net als bij andere mensen, in Zijn uiterlijke mens tijdens de knapenjaren gebrek aan erkentenissen heerste. Dat de honger het gebrek aan erkentenissen betekent, blijkt elders in het Woord, zoals bij Jesaja:

‘Het werk van Jehovah aanschouwen zij niet, en het maaksel van Zijn handen zien zij niet, daarom zal Mijn volk verbannen worden, omdat het geen erkentenis heeft, zijn heerlijkheid zullen van honger stervende zijn en zijn menigte zal verdorren van dorst’, (Jesaja 5:12, 13);

van honger stervende staat voor het gebrek aan hemelse erkentenissen; de menigte verdord van dorst voor het gebrek aan geestelijke erkentenissen.

Bij Jeremia:

‘Zij hebben tegen Jehovah gelogen, en zij hebben gezegd: Hij is het niet en ons zal geen kwaad overkomen, en wij zullen noch zwaard noch honger zien; en de profeten zullen tot wind, en het woord is niet bij hen’, (Jeremia 5:12, 13);

zwaard en honger staan voor het beroofd worden van de erkentenissen van het ware en het goede; profeten staan voor hen die onderwijzen en het woord niet in zich hebben. Dat ‘door het zwaard en de honger verteerd worden’ wil zeggen beroofd worden van de erkentenissen van het ware en het goede, en dat het zwaard en de honger tot de verwoesting dienen, het zwaard wat de geestelijke dingen betreft, de honger wat de hemelse dingen betreft, blijkt herhaaldelijk in het Woord, zoals bij, (Jeremia 14:13, 14, 15, 16, 18; Klaagliederen 4:9), en elders; ook bij Ezechiël:

‘En Ik zal de honger over u vermeerderen, en u de staf van het brood breken, en Ik zal honger over u zenden, en het boze wilde dier, en zij zullen u beroven, en het zwaard zal Ik over u brengen’, (Ezechiël 5:16, 17);

honger staat voor de beroving van de hemelse erkentenissen, of van de erkentenissen van het goede, vandaar valsheden en boosheden.

Bij David:

‘En Hij riep honger over het land, Hij brak alle staf van het brood’, (Psalm 105:16);

de staf van het brood breken staat voor het beroven van het hemels voedsel; want het leven van de goede geesten en de engelen wordt door geen ander voedsel onderhouden, dan door de erkentenissen van het goede en het ware, en door de goedheden en de waarheden zelf; vandaar de betekenis van de honger en van het brood in de innerlijke zin.

Bij dezelfde:

‘Hij heeft de begerige ziel verzadigd en de hongerige ziel met goed vervuld’, (Psalm 107:9);

voor hen die naar erkentenissen verlangen.

Bij Jeremia:

‘Hef uw handen op voor de ziel van uw kinderkens, die in onmacht gevallen zijn van honger aan de hoeken van alle straten’, (Klaagliederen 2:19);

honger voor het gebrek aan erkentenissen, straten voor waarheden.

Bij Ezechiël:

‘Zij zullen zeker wonen, en er zal niemand zijn, die ze verschrikt, en Ik zal hun een plant van naam verwekken, en zij zullen niet meer weggeraapt worden door honger in het land’, (Ezechiël 34:28, 29);

dat wil zeggen, dat zij niet meer van de erkentenissen van het goede en ware verstoken zullen zijn.

Bij Johannes:

‘Zij zullen niet meer hongeren, en zullen niet meer dorsten’, (Openbaring 7:16);

over het rijk van de Heer, waar men overvloed heeft van alle hemelse erkentenissen en van alle hemelse goedheden, aangeduid met 'niet hongeren', en van alle geestelijke waarheden, aangeduid met 'niet dorsten'. Op dezelfde wijze zegt de Heer bij Johannes:

‘Ik ben het Levensbrood; die tot Mij komt zal niet hongeren, en die in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten’, (Johannes 6:35).

Bij Lukas:

‘Zalig zijt gij, die nu hongert, want gij zult verzadigd worden’, (Lukas 6:21).

Bij dezelfde:

‘Hongerigen heeft Hij met goedheden vervuld’, (Lukas 1:53);

waar sprake is van de hemelse goedheden en de erkentenissen daarvan. Dat honger gebrek aan erkentenissen betekent, wordt duidelijk bij Amos gezegd:

‘Ziet, de dagen komen, en Ik zal een honger in het land zenden, niet een honger naar brood, noch dorst naar wateren, maar om te horen de woorden van Jehovah’, (Amos 8:11, 12).

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl