Bible

 

Ezechiël 11:17

Studie

       

17 Daarom zeg: Alzo zegt de Heere Heere: Ja, Ik zal ulieden vergaderen uit de volken, en Ik zal u verzamelen uit de landen, waarin gij verstrooid zijt, en Ik zal u het land Israels geven.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 8408

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

8408. Toen wij zaten bij de vleespotten; dat dit betekent het leven naar hun believen en zoals zij het begeerden, staat vast uit de betekenis van de pot, namelijk de houder van het goede en in de tegengestelde zin de houder van het boze, waarover hierna; en uit de betekenis van het vlees, namelijk het hemels eigene, dus het goede en in de tegengestelde zin het eigene van de mens, dus het boze, waarover hierna; en omdat met het vlees het eigene wordt aangeduid, wordt dus met ‘zitten bij de vleespotten’ aangeduid een leven naar believen en zoals het wordt begeerd, want dit leven is het leven van het eigene.

Dat de pot de houder van het goede is en in de tegengestelde zin de houder van het boze, komt omdat met het vlees dat daarin wordt gekookt, het goede wordt aangeduid en in de tegengestelde zin het boze; omdat dit zo is, wordt daarmee daarom ook het lichamelijke of het natuurlijke van de mens aangeduid, omdat deze de houders zijn van het goede of van het boze; vandaar wordt in de universele zin daarmee de mens aangeduid en in een nog meer universele zin een volk of een stad en dan betekent het vlees het goede of het boze daarin; zoals bij Ezechiël: ‘De mannen die ongerechtigheid denken en raad der boosheden raden in deze stad, zeggende: Het is niet nabij, zij zelf is de pot, wij het vlees. En daarom, zo zei de Heer Jehovah: Uw doorboorden, die gij hebt gelegd in het midden ervan, dezen zijn het vlees, zij zelf echter is de pot’, (Ezechiël 11:3,7); hier staat de pot voor de stad of het volk daar en het vlees voor het boze, want de doorboorden, die het vlees worden genoemd, zijn degenen bij wie het goede en het ware is uitgeblust, nr. 4503.

Bij dezelfde: ‘Gebruik een gelijkenis tegen het huis van de weerspannigheid en zeg tot hen: Zo zei de Heer Jehovih: Zet een pot op, zet hem op en giet ook stukken daarin, elk goed stuk, de dij en de schouder, vul met de keur der beenderen; de Heer Jehovih zei: Wee de stad der bloeden, de pot die schuim daarin is en vanwaar het schuim niet daaruit is uitgegaan’, (Ezechiël 24:3-6); hier staat de pot voor de stad of het volk daar, waarin het boze van de ontwijding van het goede is; het goede, dat het vlees daar is, is de dij en de schouder; het boze is het schuim daaruit, de ontwijding van het goede is het achterblijvende schuim; daarom wordt het ook ‘de stad der bloeden’ genoemd.

Bij Jeremia: ‘Jehovah zei tot Jeremia: Wat ziet gij. Ik zei: Ik zie een ziedende pot, waarvan de aangezichten zijn tegen het noorden; toen zei Jehovah: Uit het noorden zal het boze geopend worden over alle bewoners van het land’, (Jeremia 1:11-14).

De ziedende pot staat voor het volk dat door valsheden is bevangen; het noorden staat voor het zinlijke en het lichamelijke van de mens, waaruit het boze opwelt; hier wordt gehandeld over het einde van de Kerk, wanneer het uiterlijke, dus het zinlijke en lichamelijke en daarmee het valse en het boze heersen; want de Kerk van de Heer gaat geleidelijk vanuit het innerlijke tot het uiterlijke en uitwendige en geeft dan de geest.

Bij Zacharia: ‘Te dien dage zal op de bellen van de paarden zijn: Heiligheid voor Jehovah en de potten in het huis van Jehovah zullen zijn zoals de sprengbekkens voor het altaar; en alle pot in Jeruzalem en Juda zal zijn een heiligheid voor Jehovah Zebaoth en allen die slachtofferen zullen komen en ervan nemen en erin koken’, (Zacharia 14:20,21); hier wordt gehandeld over de zaliging van de gelovigen; de gelovigen zijn de potten, dus genoemd naar de opneming van het goede uit de Heer; vandaar wordt de pot de heiligheid voor Jehovah genoemd; de bellen van de paarden, waarop Heiligheid staat, zijn de met het goede overeenstemmende waarheden.

Omdat de potten de ontvangers en de houders van het goede zijn, waren die daarom ook met de overige vaten van het altaar vervaardigd uit brons, (Exodus 38:3); want brons betekent het goede van het natuurlijke, nrs. 425, 1551.

Ook wordt met de pot de leer aangeduid, doordat zij het goede en het ware van de Kerk bevat; de leer wordt aangeduid met de pot waarin op bevel van Elisa moes werd gekookt voor de zonen van de profeten, waarover in Boek 2 van Koningen: ‘Elisa keerde weder tot Gilgal, toen er honger was in het land, toen de zonen van de profeten voor hem zaten; hij zei tot zijn jongen: Zet de grote pot op en kook moes voor de zonen van de profeten. Er ging een uit in het veld om moeskruiden te verzamelen en hij vond een wijnstok van het veld en hij verzamelde daarvan kolokwinten van het veld [wilde bitterappel] en hij sneed ze in de moespot. Toen zij aten van het moes, riepen zij: De dood is in de pot, man Gods. Maar hij zei dat zij meel zouden nemen, dat hij in de pot wierp; en hij zei: Giet uit voor het volk en laten zij eten. Toen was er geen boos ding in de pot’, (2 Koningen 4:38-42).

Men moet weten dat alle Goddelijke wonderen zulke dingen behelzen die van het rijk van de Heer en van de Kerk zijn, nrs. 7337, 8364 en dat Elisa het Woord van de Heer uitbeeldt, nr. 2762 en de profeten de leren daaruit, nrs. 2534, 7269; daaruit blijkt wat aan de Kerk werd uitgebeeld door dit wonder, namelijk dat het vervalste goede van de Kerk het goede wordt door het ware uit het Woord; de honger is het gebrek aan erkentenissen van het ware en het goede, de pot is de leer, het moes is het goede van de uiterlijke rituele dingen van de Joodse Kerk, de kolokwinten uit de wijnstok van het veld is de vervalsing, het meel is het ware uit het Woord, nr. 2177, ten gevolge waarvan dat vervalste, dat de dood in de pot is, het goede wordt.

Dat de potten de houders of bevatters van het goede betekenen, komt omdat zij tot de huisraadvaten behoorden waarin de spijs werd bereid en met de spijs en alle soorten ervan worden zulke dingen aangeduid, die de ziel voeden, dus de aandoeningen van het goede en het ware, nrs. 681, 1480, 3114, 4792, 5147, 5293, 5340, 5342, 5576, 5410, 5915.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 8364

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

8364. Zo zal Ik alle ziekte die Ik op de Egyptenaren heb gelegd, niet leggen op u; dat dit betekent dat zij moeten worden afgehouden van de boosheden die degenen hebben die in het afgescheiden geloof en in een leven van het boze zijn, staat vast uit de betekenis van de ziekte, te weten het boze, waarover hierna; uit de uitbeelding van de Egyptenaren, namelijk zij die in het afgescheiden geloof en in een leven van het boze zijn, nrs. 7097, 7317, 7926, 8148; en uit de betekenis van niet op u leggen, wanneer het van de ziekte wordt gezegd, waarmee het boze wordt aangeduid, dus dat zij van het boze afgehouden moeten worden; want Jehovah, dat wil zeggen, de Heer, neemt het boze niet weg, maar houdt de mens daarvan af en houdt hem in het goede, nrs. 929, 1581, 2256, 2406, 4564, 8206; vandaar komt het, dat met de ziekte niet op hen leggen, wordt aangeduid dat zij van het boze moeten worden afgehouden.

Dat de ziekte het boze is, komt omdat in de innerlijke zin zulke dingen worden aangeduid die het geestelijk leven aandoen; de ziekten die dat aandoen, zijn de boosheden en die worden boze begeerten en boze hunkeringen genoemd.

Het geloof en de naastenliefde maken het geestelijk leven; dat leven is ziek wanneer het valse in de plaats is van het goede dat van de naastenliefde is; zo’n leven immers leidt tot de dood, die de geestelijke dood wordt genoemd en de verdoemenis is, zoals de ziekten in het natuurlijke leven tot de dood leiden.

Vandaar komt het, dat met ziekte in de innerlijke zin het boze wordt aangeduid en met de ziekten van de Egyptenaren de boosheden waarin degenen zijn die in het afgescheiden geloof en in een leven van het boze zijn en zich daarin hebben geworpen, waardoor zij de rechtschapenen hebben bestookt; over deze boosheden is gehandeld waar sprake was van de plagen in Egypte.

Boosheden worden onder ziekten ook elders in het Woord verstaan, zoals bij Mozes: ‘Indien gij bewaard zult hebben de geboden en de inzettingen en de gerichten, welke Ik u heden gebiedende ben, zo zal Jehovah van u verwijderen alle ziekte; en alle boze kwalen van Egypte, die gij gekend hebt, zal Hij niet op u leggen, maar zal ze geven op uw haters’, (Deuteronomium 7:11,15).

Bij dezelfde: ‘Indien gij van de stem van Jehovah uw God niet zal gehoorzaamd hebben, door nauwlettend in acht te nemen al Zijn geboden, en Zijn inzettingen, zo zal Jehovah tot u zenden de vervloeking, de verstoring en de schelding, in elke zending van uw hand welke gij doen zult, totdat gij verdelgt wordt, vanwege de boosheid van uw werken, waarmee gij Mij verlaten hebt; Jehovah zal u de pest doen aankleven, totdat zij u verteerd zal hebben van over het land; Jehovah zal u slaan met tering en met hete koorts en brandende koorts en met verzengende koorts en met droogte en met brandkoren en met honingdauw, die u vervolgen zullen totdat gij vergaat. Jehovah zal u slaan met de zweer van Egypte en met gezwellen en met droge schurft en met jeuk, zodat gij niet genezen kan worden. Jehovah zal u slaan met woede en met blindheid en met verbijstering van het hart. Gij zult waanzinnig zijn vanwege de aanblik van uw ogen, Jehovah zal u slaan met een boze zweer, op de knieën en op de dijen, waarvan gij niet genezen kan worden, vanaf uw voetzool tot aan uw kruin. Hij zal op u terugwerpen alle kwaal van Egypte, ook alle ziekte en alle plaag welke niet is geschreven in het Boek van deze Wet. Jehovah zal u geven een bevend hart, verkwijning van de ogen en smart van de ziel’, (Deuteronomium 28:15,20-22,27,28,34,35,60,61,65).

Met alle hiergenoemde ziekten worden geestelijke ziekten aangeduid en dus de boosheden die het leven van de wil van het goede vernietigen en de valsheden die het leven van het verstand van het ware vernietigen, kortom, die het geestelijk leven vernietigen, dat van het geloof en de naastenliefde is.

Natuurlijke zieken stemmen ook met zulke dingen overeen, want elke ziekte van het menselijk geslacht is daarvandaan, omdat die uit de zonde is, nrs. 5712, 5726; iedere ziekte stemt ook overeen met haar boze; de oorzaak hiervan is dat alles van het leven van de mens uit de geestelijke wereld is; en indien daarom zijn geestelijk leven ziek is, wordt daaruit ook in het natuurlijke leven een boze afgeleid, dat daar dan een ziekte wordt; zie wat daarover m.b.t. de overeenstemming van ziekten met boosheden uit ondervinding is gezegd, de nrs. 5711-5727.

Eendere dingen worden elders met ziekten aangeduid, zoals bij Mozes: ‘Gij zult Jehovah uw God vereren, opdat Hij uw brood en wateren zal zegenen en Ik zal de ziekte uit het midden van u verwijderen’, (Exodus 23:25).

Bij dezelfde: ‘Indien gij Mijn inzettingen verstoten zult hebben en indien uw ziel gewalgd zal hebben van Mijn gerichten, zodat gij al Mijn geboden niet gedaan hebt, terwijl gij Mijn verbond tenietgedaan zult hebben, zo zal Ik over u brengen verschrikking, met tering en met brandende koorts, die de ogen zal verteren en de ziel pijnigen’, (Leviticus 26:15,16); zulke teksten staat voor het afnemen van het ware en het toenemen van het valse; de brandende koorts staat voor de begeerte van het boze.

Verder bij Jesaja: ‘Waarom wordt gij steeds meer afvallig; het ganse hoofd is in ziekte en het ganse hart is mat; van de voetzool af tot het hoofd toe is er in hetzelve geen ongereptheid; wond en litteken en verse plaag, niet uitgedrukt en niet verbonden en niet met olie verzacht’, (Jesaja 1:5,6); dat hier onder de ziekte, de wond, het litteken en de plaag de zonden worden verstaan, is voor niemand verborgen.

Eender bij Ezechiël: ‘Wee de herders van Israël; de zwakke schapen hebt gij niet gesterkt, het zieke hebt gij niet genezen en het gebrokene hebt gij niet verbonden’, (Ezechiël 34:4).

Bij David: ‘Mijn ongerechtigheden zijn door mijn hoofd heengegaan, mijn wonden hebben gestonken, zijn weggekwijnd vanwege mijn dwaasheid, want mijn ingewanden zijn vol van gloed, ook is er geen ongereptheid in mijn vlees’, (Psalm 38:5,6,8).

Omdat met de ziekten de gebreken en de boosheden van het geestelijk leven worden aangeduid, worden daarom met de verschillende geslachten van de ziekten ook de verschillende geslachten van de gebreken en van de boosheden van dat leven aangeduid; dat met de pest de verwoesting van het goede en het ware wordt aangeduid, zie de nrs. 7102, 7505; en met de melaatsheid de ontwijding van het ware, nr. 6963.

Dat in het algemeen met ziekten, zonden worden aangeduid, kan ook vaststaan bij Jesaja: ‘Een man van smarten en gekend van ziekte; waarvandaan als het ware een verberging van de aangezichten voor Hem; Hij was veracht, zodat wij Hem niet hebben geacht; nochtans heeft Hij onze ziekten op Zich genomen en onze smarten heeft Hij gedragen en door Zijn wonden is ons gezondheid gegeven’, (Jesaja 53:3,4,5); waar over de Heer wordt gehandeld.

Omdat ziekten de ongerechte en de boosheden van het geestelijk leven uitbeeldden, wordt daarom met de ziekten die de Heer genas, de bevrijding van de verschillende geslachten van het boze en valse aangeduid die de Kerk en het menselijk geslacht bestookten en die de geestelijke dood zouden hebben veroorzaakt; de Goddelijke wonderen immers worden daardoor van andere wonderen onderscheiden doordat zij de staten van de Kerk en van het hemels rijk behelzen en betreffen; daarom waren de wonderen van de Heer vooral genezingen van ziekten; deze dingen worden verstaan onder de woorden van de Heer tot de door Johannes gezonden discipelen: ‘Verkondigt Johannes de dingen die gij hoort en ziet: De blinden zien en de kreupelen wandelen, de melaatsen worden gereinigd en de doven horen, de doden staan weder op en de armen horen het evangelie’, (Mattheüs 11:4,5).

Vandaar komt het, dat zo vaak wordt gezegd dat de Heer ‘alle ziekten en kwalen heeft genezen’. (Mattheüs 4:23; 9:35; 14:14,35,36; Lucas 4:40; 5:15; 6:17; 7:21; Marcus 1:32-34; 3:10).

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl