7560. En niet in het huis verzameld zal worden; dat dit betekent wat niet wordt bewaard, staat vast uit de betekenis van niet in het huis verzameld worden, dus niet bewaard worden; het huis immers is het innerlijk-natuurlijk gemoed, waar het goede met het ware is; verder is het eveneens het redelijk gemoed en vandaar de mens zelf, waarover de nrs. 3538, 4973, 5023, 7353; vandaar is in huis verzameld worden, naar binnen toe verzameld worden en daar weggeborgen worden.

Dat het goede en het ware van binnen worden weggeborgen en daar bewaard door de Heer, ook bij de bozen, is opdat er toch iets menselijks overblijft; de mens is immers zonder deze dingen geen mens; de dingen die worden weggeborgen en bewaard, zijn het goede en het ware; daardoor is er gemeenschap met de hemel; en voor zoveel de mens gemeenschap heeft met de hemel, zoveel is hij mens.

Er is weliswaar een verbinding met de bozen, ook van hen die in de hel zijn, met de hemel, maar niet een of andere verbinding door het goede en het ware, want zodra het goede en het ware neervloeien uit de hemel en in de hel komen, worden die verkeerd in het boze en het valse; vandaar wordt die verbinding direct verbroken; zo is die vergemeenschapping; maar door het goede en het ware die in de innerlijke dingen worden weggeborgen en bewaard, is er verbinding, maar de waarheden en goedheden daar bij de bozen bewerken niet meer dan dat zij kunnen redeneren en vanuit het zinlijke denken en vandaar spreken en zo het valse bevestigen en het boze verdedigen; meer kan er bij hen niet door de weggeborgen en bewaarde goedheden en waarheden worden uitgelaten, want indien er meer werd uitgelaten, zouden de waarheden en de goedheden vergaan en dan zouden zij niets menselijks over hebben.