Bible

 

Exodus 6:29

Studie

       

29 Toen zeide Mozes voor het aangezicht des HEEREN: Zie, ik ben onbesneden van lippen; hoe zal dan Farao naar mij horen?

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 7225

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

7225. En ik onbesneden van lippen; dat dit betekent dat ik voor hen onzuiver ben, staat vast uit de betekenis van met de voorhuid behept of onbesneden zijn, namelijk onzuiver zijn; door de besnijdenis werd immers de zuivering van de vuile liefden uitgebeeld, dat wil zeggen: van de liefden van zich en van de wereld; zie de nrs. 2039, 2632, 2799, 4462, 7045; vandaar beeldden zij die niet besneden waren en ‘met de voorhuid behepten’ werden genoemd, diegenen uit die niet gezuiverd waren van die liefden, dus de onzuiveren, nrs. 3412, 3413, 4462, 7045; en uit de betekenis van de lippen, namelijk de dingen die van de leer zijn, want met de voorhuid behept wordt zowel van de leer als van het leven gezegd; vandaar wordt het oor onbesneden genoemd, bij Jeremia: ‘Over wie zal Ik spreken en getuigen en zullen zij horen; ziet, hun oor is onbesneden, en zij kunnen niet luisteren; ziet; het Woord van Jehovah is tot een smaad geworden; zij willen het niet’, (Jeremia 6:10).

En het hart wordt onbesneden genoemd bij dezelfde: ‘Het gehele huis Israëls, zij zijn onbesneden van hart’, (Jeremia 9:26).

Bij Ezechiël: ‘Gij leidt binnen de zonen van de vreemdeling, onbesneden van hart en onbesneden van vlees, om in Mijn heiligdom te zijn’, (Ezechiël 44:7,9).

Bij Mozes: ‘Dan zal hun onbesneden hart vernederd worden’, (Leviticus 26:41).

Hieruit blijkt dat het met de voorhuid behepte of het onbesnedene het onzuivere is; en omdat al het onzuivere is uit onzuivere liefden, namelijk de eigenliefde en de liefde tot de wereld, wordt daarom met het onbesnedene datgene aangeduid wat de invloeiing van het ware en het goede verhindert; waar die liefden zijn, daar wordt het invloeiende goede en ware uitgeblust; zij zijn immers tegenstrijdig, zoals de hemel en de hel; vandaar wordt met het onbesneden oor de ongehoorzaamheid aangeduid en met het onbesneden hart de verwerping van het goede en het ware; wat vooral plaatsvindt wanneer die liefden zich met het valse zoals met een muur versterkt hebben.

Dat Mozes, omdat hij stotteraar was, zich onbesneden van lippen noemt, is ter wille van de innerlijke zin, opdat daarmee wordt aangeduid dat zij die in valsheden zijn, die door farao worden aangeduid, niet zullen luisteren naar de dingen die worden gezegd uit de Goddelijke Wet, met als oorzaak dat zij die in valsheden zijn, de waarheden die van de Goddelijke Wet zijn, vals noemen en de valsheden die tegen de waarheden van de Goddelijke Wet zijn, waarheden noemen; zij zijn immers geheel en al in het tegengestelde; vandaar worden door hen de ware dingen van de leer niet anders aangemerkt dan zoals onzuiver; zelfs de hemelse liefden verschijnen aan hen zoals onzuiver; wanneer zij dan ook enig hemels gezelschap naderen, dan verspreiden zij een zware stank en wanneer zij dezen ruiken, dan menen zij dat zo’n stank vanuit het hemelse gezelschap voortkomt, terwijl het toch uit henzelf is, want de vieze stank wordt niet waargenomen tenzij naast haar tegengestelde.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 2632

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

2632. Dat de woorden ‘Abraham besneed zijn zoon Izaäk’ de reiniging van het redelijke betekenen, blijkt uit de betekenis van besneden worden, namelijk gereinigd worden, waarover in nr. 2039;

en uit de uitbeelding van Izaäk, namelijk het Goddelijk Redelijke, waarover in nr. 2630.

Dat het eerste redelijke van de Heer geboren werd zoals bij anderen, namelijk door wetenschappelijke dingen en erkentenissen, is eerder gezegd waar van Ismaël sprake was, door wie dit redelijke wordt uitgebeeld. Daar dit geboren was door middel van wetenschappelijke dingen en erkentenissen, dus langs een uiterlijke weg, die tot de zinnen behoort, zoals bij anderen, kon het niet anders dan vele dingen bij zich hebben uit de wereld, want daarvandaan worden de voorstellingen van het redelijke verkregen en dit des te meer, daar Hij het overgeërfde van de moeder had; deze wereldse dingen waren het en dit overgeërfde, die de Heer geleidelijk van Zijn Redelijke verdreef en wel totdat het van dien aard was, dat dit het Goddelijke kon opnemen, nrs. 2624, 2625. Toen werd het Goddelijk Redelijke van de Heer geboren, dat door Izaäk wordt uitgebeeld, nr. 2630 en wel niet langs de uiterlijke weg, maar langs de innerlijke weg uit het Goddelijke Zelf, nrs. 2628, 2629. Daar dit niet op eenmaal maar geleidelijk plaatsvond, nrs. 1690, 2033 werd het gereinigd en wel voortdurend, wat wordt aangeduid door de woorden ‘dat Abraham zijn zoon besneed, een zoon van acht dagen’. Dat de Heer Zijn Redelijke geleidelijk Goddelijk maakte en voortdurend reinigde, blijkt ook bij Johannes:

‘Jezus zei: Vader verheerlijk Uw naam. Er kwam dan een stem uit de hemel: En Ik heb verheerlijkt, en Ik zal wederom verheerlijken’, (Johannes 12:28);

dat verheerlijken betekent Goddelijk maken, zie de nrs. 1603, 1999. Door de besnijdenis werd in de Oude Kerk ook niet iets anders uitgebeeld en aangeduid dan dat de mens gereinigd zou worden van de eigen- en de wereldliefde en dit eveneens geleidelijk en voortdurend, zie de nrs. 2039, 2046 tot het einde, 2049, 2056, vooral wanneer hij als een nieuw mens geboren of wanneer hij wederverwekt was; want dan vloeit de Heer door de innerlijke weg in, dat wil zeggen, door het goede van het geweten en scheidt geleidelijk en voortdurend die dingen af die uit overerving en uit het daadwerkelijk boze aankleven.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl