Bible

 

Exodus 6:27

Studie

       

27 En het geschiedde te dien dage, als de HEERE tot Mozes sprak in Egypteland;

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 7225

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

7225. En ik onbesneden van lippen; dat dit betekent dat ik voor hen onzuiver ben, staat vast uit de betekenis van met de voorhuid behept of onbesneden zijn, namelijk onzuiver zijn; door de besnijdenis werd immers de zuivering van de vuile liefden uitgebeeld, dat wil zeggen: van de liefden van zich en van de wereld; zie de nrs. 2039, 2632, 2799, 4462, 7045; vandaar beeldden zij die niet besneden waren en ‘met de voorhuid behepten’ werden genoemd, diegenen uit die niet gezuiverd waren van die liefden, dus de onzuiveren, nrs. 3412, 3413, 4462, 7045; en uit de betekenis van de lippen, namelijk de dingen die van de leer zijn, want met de voorhuid behept wordt zowel van de leer als van het leven gezegd; vandaar wordt het oor onbesneden genoemd, bij Jeremia: ‘Over wie zal Ik spreken en getuigen en zullen zij horen; ziet, hun oor is onbesneden, en zij kunnen niet luisteren; ziet; het Woord van Jehovah is tot een smaad geworden; zij willen het niet’, (Jeremia 6:10).

En het hart wordt onbesneden genoemd bij dezelfde: ‘Het gehele huis Israëls, zij zijn onbesneden van hart’, (Jeremia 9:26).

Bij Ezechiël: ‘Gij leidt binnen de zonen van de vreemdeling, onbesneden van hart en onbesneden van vlees, om in Mijn heiligdom te zijn’, (Ezechiël 44:7,9).

Bij Mozes: ‘Dan zal hun onbesneden hart vernederd worden’, (Leviticus 26:41).

Hieruit blijkt dat het met de voorhuid behepte of het onbesnedene het onzuivere is; en omdat al het onzuivere is uit onzuivere liefden, namelijk de eigenliefde en de liefde tot de wereld, wordt daarom met het onbesnedene datgene aangeduid wat de invloeiing van het ware en het goede verhindert; waar die liefden zijn, daar wordt het invloeiende goede en ware uitgeblust; zij zijn immers tegenstrijdig, zoals de hemel en de hel; vandaar wordt met het onbesneden oor de ongehoorzaamheid aangeduid en met het onbesneden hart de verwerping van het goede en het ware; wat vooral plaatsvindt wanneer die liefden zich met het valse zoals met een muur versterkt hebben.

Dat Mozes, omdat hij stotteraar was, zich onbesneden van lippen noemt, is ter wille van de innerlijke zin, opdat daarmee wordt aangeduid dat zij die in valsheden zijn, die door farao worden aangeduid, niet zullen luisteren naar de dingen die worden gezegd uit de Goddelijke Wet, met als oorzaak dat zij die in valsheden zijn, de waarheden die van de Goddelijke Wet zijn, vals noemen en de valsheden die tegen de waarheden van de Goddelijke Wet zijn, waarheden noemen; zij zijn immers geheel en al in het tegengestelde; vandaar worden door hen de ware dingen van de leer niet anders aangemerkt dan zoals onzuiver; zelfs de hemelse liefden verschijnen aan hen zoals onzuiver; wanneer zij dan ook enig hemels gezelschap naderen, dan verspreiden zij een zware stank en wanneer zij dezen ruiken, dan menen zij dat zo’n stank vanuit het hemelse gezelschap voortkomt, terwijl het toch uit henzelf is, want de vieze stank wordt niet waargenomen tenzij naast haar tegengestelde.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 3413

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

3413. Dat de woorden ‘en vulden dezelve met stof’ betekenen, door aardse dingen, dat wil zeggen, door eigenliefde en liefde voor gewin, blijkt uit de betekenis van het stof, namelijk datgene wat van dien aard is, nr. 249.

De zin is deze, dat zij, die Filistijnen worden genoemd, dat wil zeggen, die niet in het leven maar in de leer zijn, de innerlijke waarheden in vergetelheid brengen door aardse liefden, te weten de eigenliefde en de liefde tot gewin; vanwege deze liefden werden zij ‘onbesnedenen’ genoemd, nrs. 2039, 2044, 2056, 2632; want zij die in deze liefden zijn, kunnen niet anders dan de putten van Abraham met stof vullen, dat wil zeggen, de innerlijke waarheden van het Woord in vergetelheid brengen door aardse dingen; want vanwege deze liefden kunnen zij geenszins de geestelijke dingen zien, dat wil zeggen, die dingen die tot het van de Heer uitgaande licht van het ware behoren; want deze liefden voeren duisternis binnen en deze duisternis blust dit licht uit; want, als eerder in nr. 3412 gezegd, worden zij, die in de wetenschap alleen zijn en niet in het leven zijn, bij de nadering van het van de Heer uitgaande licht van het ware, geheel en al verduisterd en stompzinnig, ja zelfs worden zij van zo’n aard, dat zij vertoornd worden en op alle mogelijke manieren de waarheden trachten te verstrooien; want de eigenliefde en de liefde tot gewin is van die aard, dat zij niet duldt, dat iets van het ware, dat van het Goddelijke uitgaat, haar nabij komt; niettemin kunnen zulke mensen er zich op beroemen en daarmee pronken, dat zij de waarheden weten, ja zelfs prediken zij die met een soort van ijver, maar het zijn de vuren van die liefden die hen ontsteken en aandrijven en de ijver is er slechts de gloed van; wat genoegzaam hieruit kan blijken, dat zij met een dergelijke ijver of gloed tegen hun eigenlijke leven zelf kunnen prediken. Dit zijn de aardse dingen waarmee het Woord zelf, dat de fontein van al het ware is, verstopt wordt.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl