21
En de zonen van Uzziel: Misael, en Elzafan, en Sithri.
6738. En zij zei: Van de geborenen van de Hebreeën is deze; dat dit betekent dat het uit de Kerk zelf was, staat vast uit de betekenis van de Hebreeën, namelijk de dingen die van de Kerk zijn, nrs. 6675, 6684; dus zijn de geborenen van de Hebreeën, zij die van de Kerk zelf zijn.
Dat de Hebreeën de dingen betekenen die van de Kerk zijn, komt omdat toen de Oude Kerk ophield, de Hebreeuwse Kerk aanving, die de tweede Oude Kerk was; deze Kerk hield verscheidene dingen aan uit het uitbeeldende en het aanduidende van de Oude Kerk en eveneens erkende zij Jehovah; vandaar komt het dat met de Hebreeën de Kerk wordt aangeduid.
Ten aanzien van de Hebreeuwse Kerk zie de nrs. 1238, 1241, 1343, 4516, 4517, 4874, 5136.