Bible

 

Exodus 4:3

Studie

       

3 En Hij zeide: Werp hem ter aarde. En hij wierp hem ter aarde! Toen werd hij tot een slang; en Mozes vlood van haar.

Bible

 

Exodus 14:17

Studie

       

17 En Ik, zie, Ik zal het hart der Egyptenaren verstokken, dat zij na hen daarin gaan; en Ik zal verheerlijkt worden aan Farao en aan al zijn heir, aan zijn wagenen en aan zijn ruiteren.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 7058

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

7058. En Mozes gaf Aharon te kennen al de woorden van Jehovah; dat dit de invloeiing betekent van het ware dat rechtstreeks voortgaat van het Goddelijke van de Heer, in het ware dat indirect voortgaat en het onderricht in de afzonderlijke dingen van de leer, staat vast uit de betekenis van te kennen geven, namelijk invloeien, nr. 5966; uit de uitbeelding van Mozes, namelijk het ware dat rechtstreeks voortgaat van het Goddelijke van de Heer, nrs. 7010, 7054; uit de uitbeelding van Aharon, namelijk het ware dat indirect voortgaat van het Goddelijke van de Heer, nr. 7009; en uit de betekenis van al de woorden van Jehovah, te weten de afzonderlijke punten van de leer; het onderricht wordt daarmee aangeduid dat Mozes die dingen aan Aharon te kennen gaf; het onderricht uit het Goddelijke vindt immers plaats door invloeiing, die wordt aan geduid met te kennen geven.

Hieruit blijkt, dat met Mozes gaf Aharon al de woorden van Jehovah te kennen, de invloeiing wordt aangeduid van het ware dat rechtstreeks voortgaat uit het Goddelijke van de Heer in het ware dat indirect voortgaat en het onderricht in de afzonderlijke dingen van de leer.

Wat betreft het onderricht in de afzonderlijke dingen van de leer, dat is er wanneer het ware rechtstreeks voortgaande van het Goddelijke van de Heer wordt verbonden met het ware dat indirect voortgaat, want dan is er doorvatting, zie nr. 7055; die verbinding is er vooral bij de engelen die in de derde of binnenste hemel zijn en de hemelsen worden genoemd; die hebben een uiterst diepe doorvatting van het ene en het andere ware en vandaar van de aanwezigheid van de Heer; de oorzaak hiervan is dat zij meer dan anderen in het goede zijn, want zij hebben het goede van de onschuld; daarom zijn zij de Heer het naast en in een bliksemend en als het ware een vlammend licht, want zij zien de Heer als Zon, en die stralen van dit licht zijn zodanig vanwege de nabijheid.

Er wordt gezegd rechtstreeks van het Goddelijke voortgaande van de Heer, hoewel hier in de innerlijke zin over de Heer wordt gehandeld toen Hij in de wereld was en toen Hij Zijn Vader zoals van Hem gescheiden, aanriep; maar hoe het hiermee is gesteld, is eerder vele malen gezegd, namelijk dat het Goddelijke Zelf of Jehovah in Hem was, want Hij was van Jehovah ontvangen en daarom ook noemt Hij Hem Zijn Vader en Zichzelf de Zoon van Hem; maar de Heer was toen in een menselijke, zwak vanwege het overgeërfde uit de moeder en voor zoveel Hij daarin was, voor zoveel scheen Jehovah of het Goddelijke Zelf dat in Hem was, afwezig; maar voor zoveel als de Heer in het verheerlijkt of Goddelijk gemaakt Menselijke was, voor zoveel was Jehovah of het Goddelijke Zelf aanwezig en in het Menselijke Zelf.

Daaruit nu kan men weten hoe het wordt verstaan wanneer er wordt gezegd dat het ware dat rechtstreeks was voortgegaan uit het Goddelijke, uit het Goddelijke van de Heer was.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl