Exodus 14:17
17
En Ik, zie, Ik zal het hart der Egyptenaren verstokken, dat zij na hen daarin gaan; en Ik zal verheerlijkt worden aan Farao en aan al zijn heir, aan zijn wagenen en aan zijn ruiteren.
Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 7016
7016. En hij zei: Ik zal gaan, ik bid u en ik zal wederkeren tot mijn broeders die in Egypte zijn; dat dit de verheffing betekent tot een innerlijk en meer geestelijk leven in het natuurlijke, staat vast uit de betekenis van gaan en wederkeren, namelijk het opeenvolgende van het leven en dit is hier de verheffing tot een meer innerlijk en meer geestelijk leven, dus nader tot het Goddelijke; wanneer immers van de Heer, Die met Mozes wordt aangeduid, wordt gezegd gaan en wederkeren, dan wordt verstaan, verheven worden tot het Goddelijk Zijn of Jehovah Die in Hem is en uit Wie Hij is; uit de uitbeelding van de zonen Israëls, die hier de broeders zijn, namelijk het geestelijk rijk van de Heer en vandaar de geestelijke Kerk, nrs. 6426, 6637; en uit de betekenis van Egypte, namelijk het natuurlijke, nrs. 6147, 6252.
Daaruit blijkt, dat met ik zal gaan en ik zal wederkeren tot mijn broeders die in Egypte zijn, de verheffing wordt aangeduid tot een innerlijker en meer geestelijk leven in het natuurlijke; want evenals het wonen van Mozes in Midian het leven betekende met hen die in het ware van het eenvoudig goede zijn, dus in het eenvoudig goede, nr. 7015, evenzo betekent nu het wonen met de zonen Israëls het leven met hen die in het ware en het goede van de geestelijke Kerk zijn; welk leven innerlijker en meer geestelijk is dan het vorige; dat het goede en het ware van die Kerk in het natuurlijke zijn, zie de nrs. 4286, 4402.