Studie
12 En nu ga henen, en Ik zal met uw mond zijn, en zal u leren, wat gij spreken zult.
20 Doch de HEERE verstokte Farao's hart, dat hij de kinderen Israels niet liet trekken.
9 Wanneer Farao tot ulieden spreken zal, zeggende: Doet een wonderteken voor ulieden; zo zult gij tot Aaron zeggen: Neem uw staf, en werp hem voor Farao's aangezicht neder; hij zal tot een draak worden.