Bible

 

Exodus 40:7

Studie

       

7 En gij zult het wasvat zetten tussen de tent der samenkomst, en tussen het altaar; en gij zult water daar in doen.

Ze Swedenborgových děl

 

Ware Christelijke Religie # 284

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 853  
  

284. Hetgeen hierboven over de verkondiging, de heiligheid en de macht van deze Wet werd aangevoerd, vindt men in de volgende plaatsen in het Woord: ‘Dat Jehovah op de berg Sinaď neerdaalde in vuur, en dat toen de berg rookte en beefde, en dat er waren donderslagen, bliksemflitsen, een zware wolk en een stem der bazuin’, (Exodus 19:16-18; Deuteronomium 4:11; 5:22-26). ‘Dat het volk vóór de nederdaling van Jehovah zich voorbereidde en zich heiligde gedurende drie dagen’, (Exodus 9:10-11, 15). ‘Dat de berg rondom werd afgezet, opdat niemand te voet zou naderen en daarop toelopen, en sterven zou, en ook de priesters niet, maar Mozes alleen’, (Exodus 19:12-13, 20-23; 24:1-2). ‘Dat de Wet werd verkondigd vanaf de berg Sinaď’, (Exodus 20:2-14; Deuteronomium 5:6-21). ‘Dat de Wet geschreven was in twee stenen tafelen, en dat zij geschreven was met de vinger Gods’, (Exodus 31:18;.32:15-16; Deuteronomium 9:10). ‘Dat het aangezicht van Mozes, toen hij deze tafelen de tweede keer van de berg naar beneden bracht, dermate straalde, dat hij het aangezicht met een deksel bedekte toen hij met het volk sprak’, (Exodus 34:29-35). ‘Dat de tafelen in de ark werden gelegd’, (Exodus 25:16, 40:20; Deuteronomium 10:5; 1 Koningen 8:9). ‘Dat het verzoendeksel boven de ark gegeven werd, en dat daarboven de gouden cherubim gesteld werden’, (Exodus 25:17-21). ‘Dat de ark met het verzoendeksel en de cherubim in de tabernakel gebracht werden, en daarvan het eerste, dus het binnenste uitmaakte, en dat de met goud overtrokken tafel, waarop de toonbroden lagen, het gouden reukaltaar, en de gouden kandelaar met de lampen het uitwendige van den tabernakel uitmaakten, en de tien gordijnen uit fijn linnen, purper en scharlaken, het buitenste daarvan’, (Exodus 25:1-eind; 26:1-eind; 40:17-28).

‘Dat de plaats, waar de ark was, het heilige der heiligen werd genoemd’, (Exodus 26:33).

‘Dat het gehele volk van Israël zich rondom de tabernakel legerde in rangorde naar de stammen, en in rangorde daarachter optrok’, (Numeri 2:1-eind). ‘Dat er toen op den tabernakel een wolk was bij dag en een vuur bij nacht’, (Exodus 40:38; Numeri 9:15-16-eind; Jozua 4:14; Deuteronomium 1:33). ‘Dat Jehovah met Mozes sprak boven de ark tussen de cherubim’, (Exodus 25:22; Numeri 7:89). ‘Dat de ark vanuit de Wet in haar werd genoemd, 'Jehovah aldaar', want Mozes zei wanneer de ark optrok: Sta op, Jehovah, en wanneer zij rustte: Kom weder, Jehovah’, (Numeri 10:35-36 en verder 2 Samuël 6:2; Psalm 132:7-8). ‘Dat het Aäron, vanwege de heiligheid van deze Wet niet toegestaan was, binnen de voorhang in te gaan, tenzij met offers en reukwerk’, (Leviticus 16:2-14 vervolg). ‘Dat vanuit de tegenwoordigheid van de macht van de Heer in de Wet, welke in de ark was, de wateren van de Jordaan werden afgesneden, en het volk, zolang zij in het midden rustte, op droge grond overtrok’, (Jozua 3:1-17; 4:5-20). ‘Dat bij het rondomdragen van de ark de muren van Jericho instortten’, (Jozua 6:1-20). ‘Dat Dagon, de god van de Filistijnen, voor de ark ter aarde viel, en daarna op de drempel van de tempel lag, losgerukt van het hoofd en met de handpalmen afgehouwen’, (1 Samuël 5).

‘Dat de Bethschemieten vanwege de ark bij vele duizenden geslagen werden’, (1 Samuël 5; 6).

‘Dat Uzah stierf omdat hij de ark had aangeraakt’, (2 Samuël 6:7).

‘Dat de ark door David in Zion werd gebracht met offers en gejuich’, (2 Samuël 6:1-19). ‘Dat de ark door Salomo in de tempel van Jeruzalem werd gebracht, alwaar zij het heiligdom maakte’, (1 Koningen 6:19; 8:3-9).

  
/ 853  
  

Swedenborg Boekhuis Baarle Nassau, Netherlands Nederlandse vertaling door Henk Weevers 2010. Link markup by NCBSP.

Bible

 

I Koningen 8:3-9

Studie

      

3 En al de oudsten van Israel kwamen; en de priesters namen de ark op.

4 En zij brachten de ark des HEEREN en de tent der samenkomst opwaarts mitsgaders al de heilige vaten, die in de tent waren; en de priesters en de Levieten brachten dezelve opwaarts.

5 De koning Salomo nu en de ganse vergadering van Israel, die bij hem vergaderd waren, waren met hem voor de ark, offerende schapen en runderen, die vanwege de menigte niet konden geteld, noch gerekend worden.

6 Alzo brachten de priesteren de ark des verbonds des HEEREN tot haar plaats, tot de aanspraakplaats van het huis, tot het heilige der heiligen, tot onder de vleugelen der cherubim.

7 Want de cherubim spreidden beide vleugelen over de plaats der ark; en de cherubim overdekten de ark en haar handbomen van boven.

8 Daarna schoven zij de handbomen verder uit, dat de hoofden der handbomen gezien werden uit het heiligdom voor aan de aanspraakplaats, maar buiten niet gezien werden; en zij zijn aldaar tot op dezen dag.

9 Er was niets in de ark, dan alleen de twee stenen tafelen, die Mozes bij Horeb daarin gelegd had, als de HEERE een verbond maakte met de kinderen Israels, toen zij uit Egypteland uitgetogen waren.