Bible

 

Exodus 31

Studie

   

1 Daarna sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:

2 Zie, Ik heb met name geroepen Bezaleel, den zoon van Uri, den zoon van Hur, van den stam van Juda.

3 En Ik heb hem vervuld met den Geest Gods, met wijsheid, en met verstand, en met wetenschap, namelijk in alle handwerk;

4 Om te bedenken vernuftigen arbeid; te werken in goud, en in zilver, en in koper,

5 En in kunstige steensnijding, om in te zetten, en in kunstige houtsnijding, om te werken in alle handwerk.

6 En Ik, zie, Ik heb hem bijgevoegd Aholiab, den zoon van Ahisamach, van den stam van Dan; en in het hart van een iegelijk, die wijs van hart is, heb Ik wijsheid gegeven; en zij zullen maken al wat Ik u geboden heb.

7 Namelijk de tent der samenkomst, en de ark der getuigenis, en het verzoendeksel, dat daarop zal zijn, en al het gereedschap der tent;

8 En de tafel, met haar gereedschap; en den louteren kandelaar, met al zijn gereedschap; en het reukaltaar;

9 Ook des brandoffers altaar, met al zijn gereedschap; en het wasvat met zijn voet;

10 En de ambtsklederen, en de heilige klederen van den priester Aaron, en de klederen van zijn zonen, om het priesterambt te bedienen;

11 Ook de zalfolie, en het reukwerk van welriekende specerijen voor het heiligdom; naar alles, wat Ik u geboden heb, zullen zij het maken.

12 Verder sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:

13 Gij nu, spreek tot de kinderen Israels, zeggende: Gij zult evenwel mijn sabbatten onderhouden; want dit is een teken tussen Mij en tussen ulieden, bij uw geslachten; opdat men wete, dat Ik de HEERE ben, Die u heilige.

14 Onderhoudt dan den sabbat, dewijl hij ulieden heilig is! Wie hem ontheiligt, zal zekerlijk gedood worden; want een ieder, die op denzelven enig werk doet, die ziel zal uitgeroeid worden uit het midden harer volken.

15 Zes dagen zal men het werk doen; doch op den zevenden dag is de sabbat der rust, een heiligheid des HEEREN! Wie op de sabbatdag arbeid doet, zal zekerlijk gedood worden.

16 Dat dan de kinderen Israels de sabbat houden, de sabbat onderhoudende in hun geslachten, tot een eeuwig verbond.

17 Hij zal tussen Mij en tussen de kinderen Israels een teken in eeuwigheid zijn; dewijl de HEERE, in zes dagen, den hemel en de aarde gemaakt, en op den zevenden dag gerust en Zich verkwikt heeft.

18 En Hij gaf aan Mozes, als Hij met hem op den berg Sinai te spreken geeindigd had, de twee tafelen der getuigenis, tafelen van steen, beschreven met den vinger Gods.

   

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 10485

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

10485. En vergaderd werden tot hem al de zonen van Levi; dat dit betekent degenen die in de waarheden vanuit het goede zijn, staat vast uit de betekenis van de zonen van Levi, namelijk zij die in de geestelijke liefde zijn, of in de liefde jegens de naaste, waarover de nrs. 3875, 4497, 4502, 4503; of men zegt, de liefde jegens de naaste, dan wel het ware vanuit het goede, het is hetzelfde, aangezien degenen die in de naastenliefde zijn, in het leven van het ware zijn; en het leven van het ware, dat wil zeggen, het leven volgens de Goddelijke ware dingen, is de naastenliefde.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 4497

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

4497. En de twee zonen van Jakob, Simeon en Levi, namen; dat dit het geloof en de liefde betekent, staat vast uit de uitbeelding van Simeon, namelijk het geloof met de wil, nrs. 3869-3872;

en uit de uitbeelding van Levi, namelijk de geestelijke liefde of de naastenliefde, nrs. 3875, 3877; in de echte zin worden die dingen met Simeon en Levi en eveneens met de naar Simeon en Levi genoemde stammen aangeduid, maar in de tegenovergestelde zin het valse en het boze, want het valse is tegenovergesteld aan het ware van het geloof en het boze aan het goede van de naastenliefde; deze beelden Simeon en Levi uit ten opzichte van de Joodse natie, die bij zich alles van het geloof en alles van de naastenliefde, die de innerlijke dingen van de eredienst waren, had uitgeblust. Dit kan nog beter vaststaan uit wat volgt, waar van hen wordt gezegd dat zij Hemor en Sichem en de mannen van de stad doodden en dat de zonen van Jakob over de doorboorden kwamen en alle dingen plunderden. Dat Simeon en Levi dit deden, was opdat zou worden uitgebeeld dat het ware dat van het geloof is en het goede dat van de naastenliefde is, het valse en het boze was geworden; wanneer immers in de Kerk het ware het valse en het goede het boze wordt, dan is het met de Kerk gedaan.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl