Bible

 

Exodus 31

Studie

   

1 Daarna sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:

2 Zie, Ik heb met name geroepen Bezaleel, den zoon van Uri, den zoon van Hur, van den stam van Juda.

3 En Ik heb hem vervuld met den Geest Gods, met wijsheid, en met verstand, en met wetenschap, namelijk in alle handwerk;

4 Om te bedenken vernuftigen arbeid; te werken in goud, en in zilver, en in koper,

5 En in kunstige steensnijding, om in te zetten, en in kunstige houtsnijding, om te werken in alle handwerk.

6 En Ik, zie, Ik heb hem bijgevoegd Aholiab, den zoon van Ahisamach, van den stam van Dan; en in het hart van een iegelijk, die wijs van hart is, heb Ik wijsheid gegeven; en zij zullen maken al wat Ik u geboden heb.

7 Namelijk de tent der samenkomst, en de ark der getuigenis, en het verzoendeksel, dat daarop zal zijn, en al het gereedschap der tent;

8 En de tafel, met haar gereedschap; en den louteren kandelaar, met al zijn gereedschap; en het reukaltaar;

9 Ook des brandoffers altaar, met al zijn gereedschap; en het wasvat met zijn voet;

10 En de ambtsklederen, en de heilige klederen van den priester Aaron, en de klederen van zijn zonen, om het priesterambt te bedienen;

11 Ook de zalfolie, en het reukwerk van welriekende specerijen voor het heiligdom; naar alles, wat Ik u geboden heb, zullen zij het maken.

12 Verder sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:

13 Gij nu, spreek tot de kinderen Israels, zeggende: Gij zult evenwel mijn sabbatten onderhouden; want dit is een teken tussen Mij en tussen ulieden, bij uw geslachten; opdat men wete, dat Ik de HEERE ben, Die u heilige.

14 Onderhoudt dan den sabbat, dewijl hij ulieden heilig is! Wie hem ontheiligt, zal zekerlijk gedood worden; want een ieder, die op denzelven enig werk doet, die ziel zal uitgeroeid worden uit het midden harer volken.

15 Zes dagen zal men het werk doen; doch op den zevenden dag is de sabbat der rust, een heiligheid des HEEREN! Wie op de sabbatdag arbeid doet, zal zekerlijk gedood worden.

16 Dat dan de kinderen Israels de sabbat houden, de sabbat onderhoudende in hun geslachten, tot een eeuwig verbond.

17 Hij zal tussen Mij en tussen de kinderen Israels een teken in eeuwigheid zijn; dewijl de HEERE, in zes dagen, den hemel en de aarde gemaakt, en op den zevenden dag gerust en Zich verkwikt heeft.

18 En Hij gaf aan Mozes, als Hij met hem op den berg Sinai te spreken geeindigd had, de twee tafelen der getuigenis, tafelen van steen, beschreven met den vinger Gods.

   

Ze Swedenborgových děl

 

Apocalyps Onthuld # 658

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 962  
  

658. Omdat in die de toorn Gods is voleindigd, betekent de verwoesting van de Kerk en dan haar einde.

Met de voleinding wordt de verwoesting van de Kerk aangeduid en dan haar einde, waarover hierna; met de toorn Gods wordt het boze bij de mensen aangeduid, dat, omdat het tegen God is, de toorn Gods wordt genoemd; niet dat God tegen de mens toornt, maar de mens toornt vanuit zijn boze tegen God en omdat het de mens toeschijnt, wanneer hij daarvoor wordt gestraft en gepijnigd, wat na de dood in de hel plaatsvindt, wordt daarom in het Woord aan God toorn en ontsteking toegekend, ja zelfs het boze; maar dit in de letterlijke zin, omdat die zin door middel van schijnbaarheden en overeenstemmingen is geschreven, echter niet in de geestelijke zin; in deze zin immers is geen schijn en overeenstemming, maar de waarheid in haar licht; over die toorn zie de nrs. 525, 635.

Gezegd wordt dat in die plagen de toorn Gods is voleindigd en dat daarmee de verwoesting van de Kerk en dan haar einde wordt aangeduid; de oorzaak hiervan zal gezegd worden: elke Kerk neemt in de loop van de tijd af door terug te treden van het goede van de liefde en van de ware dingen van het geloof, totdat er niets van over is; en dit vindt plaats door de opeenvolgende aanwassingen van het boze en het valse; en wanneer er niet langer het goede van de liefde en van het geloof is, dan is er niets anders dan het boze en het valse en wanneer dit zo geworden is, is het einde van de Kerk daar; in dit einde weet de mens niet anders dan dat het boze het goede is en dat het valse het ware is; hij heeft immers het boze en het valse lief vanwege de verkwikkingen ervan en daarom bevestigt hij ze; dit is het einde, dat met de voleinding wordt aangeduid en de verwoesting wordt genoemd, in de volgende plaatsen:

‘Voleinding en beslissing heb ik gehoord van met Jehovah over het algehele land’, (Jesaja 28:22).

‘De voleinding is bepaald, de gerechtigheid is overgevloeid; want voleinding en beslissing is de Heer Jehovah Zebaoth doende in het ganse land’, (Jesaja 10:22, 23).

‘In het vuur des ijvers van Jehovah zal het ganse land verteerd worden, omdat Hij een bespoedigde voleinding zal maken met alle bewoners van het land’, (Zefanja 1:18).

‘Tenslotte over de vogel der gruwelen, de verlating en tot aan de voleinding en de beslissing zal het druipen op de verwoesting’, (Daniël 9:27).

‘Woestheid zal het ganse land zijn; toch zal Ik geen voleinding maken’, (Jeremia 4:27).

‘Jehovah zei: Ik zal nederdalen en zien, of zij naar het geroep dat tot Mij gekomen is, de voleinding gedaan hebben’, (Genesis 18:21) dit ten aanzien van Sodom.

‘De ongerechtigheid der Emorieten is nog niet voleindigd’, (Genesis 15:16).

Het einde van de Kerk wordt door de Heer ook verstaan onder de voleinding der eeuw in de volgende plaatsen:

‘De discipelen vroegen Jezus: Welk zal het teken zijn van Uw komst en van de voleinding der eeuw’, (Mattheüs 24:3).

‘Ten tijde des oogstes zal Ik tot de maaiers zeggen: Verzamelt eerst het onkruid om het te verbranden; verzamelt de tarwe in de schuren; zo zal het zijn in de voleinding der eeuw’, (Mattheüs 13:30, 40).

‘In de voleinding der eeuw zullen de engelen uitgaan en de bozen scheiden uit het midden der gerechten’, (Mattheüs 13:49).

‘Jezus zei tot de discipelen: Zie, Ik ben met ulieden tot aan de voleinding der eeuw’, (Mattheüs 28:20).

Tot aan de voleinding der eeuw is tot aan het einde van de Kerk, wanneer de Nieuwe Kerk komt, met welke dan de Heer zal zijn.

  
/ 962  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl

Bible

 

Apocalyps 16:21

Studie

       

21 En een grote hagel, elk als een talent pond zwaar, viel neder uit den hemel op de mensen; en de mensen lasterden God vanwege de plage des hagels; want deszelfs plage was zeer groot.