Bible

 

Exodus 2:9

Studie

       

9 Toen zeide Farao's dochter tot haar: Neem dit knechtje heen, en zoog het mij; ik zal u uw loon geven. En de vrouw nam het knechtje en zoogde het.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 6742

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

6742. En het meisje ging en zij riep de moeder van de geborene; dat dit het ware van het goede van de Kerk betekent, dat het de dingen die van de Kerk zijn toevoegde, staat vast uit de betekenis van het meisje, namelijk het ware van het goede van de Kerk, waarover hierna; uit de betekenis van roepen, te weten toevoegen; dat immers het meisje riep, was om toe te voegen; en uit de betekenis van de moeder, namelijk de Kerk, nrs. 289, 2691, 2717, 5581; dus eveneens de dingen die van de Kerk zijn.

In het Woord wordt vermeld: maagd en eveneens meisje, maar laatstgenoemde zelden met de benaming, waarmee zij hier wordt vermeld, in de oorspronkelijke taal; de maagd betekent het goede dat van de hemelse Kerk is, het meisje echter het ware van het goede, dat van de geestelijke Kerk is; zoals bij David: ‘Zij hebben Uw gangen gezien, o God, de gangen van mijn God, van mijn Koning, in het heiligdom; de zingenden gingen voor, de speellieden achter, in het midden van de trommelde meisjes’, (Psalm 68:25,26); de woorden die in dit vers staan, worden alle gezegd met betrekking tot de ware dingen van het goede, die van de geestelijke Kerk zijn; dat God wordt gezegd waar over het ware wordt gehandeld, zie de nrs. 2769, 2807, 2822, 4402; dat de koning het ware is, nrs. 1672, 2015, 2069, 3009, 4575, 4581, 4966, 5044, 5068, 6148; dat van de zingenden wordt gesproken met betrekking tot de waarheden die van de geestelijke Kerk zijn, nrs. 418-420; van de trommelden met betrekking tot het geestelijk goede, nr. 4138; vandaar kan men weten dat de meisjes de waarheden van het goede zijn, die van de geestelijke Kerk zijn.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 2069

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

2069. Dat de woorden ‘koningen der volken zullen uit haar worden’ de waarheden betekenen uit de verbonden waarheden en goedheden, die de koningen der volken zijn, blijkt uit de betekenis van de koningen, namelijk in het algemeen alle waarheden, waarover eerder in nr. 2015;

en uit de betekenis van volken, namelijk eveneens de waarheden; in het algemeen alle geestelijke dingen, want de koningen hebben betrekking op de volken, niet zozeer op de natiën, behalve wanneer de natiën boosheden betekenen, waarover in de nrs. 1259, 1260. In het profetische Woord worden herhaalde malen koningen en volken genoemd, maar daaronder worden nooit koningen en volken verstaan, want in het eigenlijke Woord zelf, dat de innerlijke zin is, wordt in het geheel niet gehandeld over koningen en volken, maar over hemelse en geestelijke dingen, welke tot het rijk van de Heer behoren, dus over goedheden en waarheden. De letterlijke zin laat, evenals de menselijke woorden, alleen maar de voorwerpen zien, om de daaruit voortvloeiende zin te verstaan. Daar hier over Sarah wordt gehandeld, namelijk dat uit haar koningen der volken zullen worden, en door Sarah het Goddelijk ware wordt aangeduid, dat de Heer toebehoort, is het duidelijk, dat door de koningen der volken worden aangeduid de waarheden uit de verbonden waarheden en goedheden, en deze zijn alle waarheden van de innerlijke Kerk of de innerlijke dingen van het geloof. Deze waarheden worden, omdat zij van de Heer komen, herhaaldelijk in het Woord koningen genoemd en ook zonen van de koning, zoals eerder in nr. 2015 is aangetoond. Eenieder kan zien dat in deze woorden ‘koningen der volken zullen uit haar worden’ iets innerlijk Goddelijks verborgen ligt, want in dit vers wordt over Izaäk gehandeld en wordt van hem gezegd ‘Ik zal hem zegenen, en hij zal tot natiën worden’, maar van Sarah dat ‘koningen der volken uit haar worden zullen’ verder dat ook van Abraham eerder in het 6de vers bijna hetzelfde is gezegd, namelijk dat ‘koningen uit hem zullen voortkomen’, echter niet als van Sarah ‘koningen der volken’. De verborgenheid die hierin gelegen is, is te diep verscholen dan dat zij in het kort ontwikkeld en beschreven kan worden. Door de uitbeelding en de betekenis van Abraham, namelijk het Goddelijk goede, en door de uitbeelding en betekenis van Sarah, namelijk het Goddelijk ware, komt het enigszins uit, namelijk dat uit het Goddelijk goede van de Heer, onder Abraham verstaan, al het hemels ware, en uit het Goddelijk ware van de Heer, onder Sarah verstaan, al het geestelijk ware voortkomen en zijn zal. Het hemels ware is hetgeen bij de hemelse engelen is, en het geestelijk ware, hetgeen bij de geestelijke engelen is, of wat hetzelfde is, het hemels ware was hetgeen bij de mensen van de Oudste Kerk was, die vóór de vloed bestond en een hemelse Kerk was; het geestelijk ware was hetgeen bij de mensen van de Oude Kerk was, die na de vloed bestond en een geestelijke Kerk was. Want de engelen worden, zoals ook de mensen van de Kerk, onderscheiden in hemelse en geestelijk; eerstgenoemden zijn onderscheiden door de liefde tot de Heer, laatstgenoemden zijn van hen onderscheiden door de liefde jegens de naaste; maar over het hemels ware en het geestelijk ware kan verder niets gezegd worden, vooraleer men weet, welk onderscheid er is tussen het hemelse en het geestelijke, of wat hetzelfde is, tussen de hemelse Kerk en de geestelijke Kerk, men zie hierover wat in het eerste deel hierover gezegd is, nrs. 202, 237, 1577;

en van welke aard de Oudste Kerk was en van welke aard de Oude kerk, nrs. 597, 607, 640, 765, 1114-1125 en herhaaldelijk op andere plaatsen; en dat de liefde tot de Heer hebben, hemels is, en dat de liefde jegens de naaste hebben geestelijk is, nr. 2023. Hieruit nu wordt de verborgenheid duidelijk, namelijk dat door de koningen die uit Abraham zullen voortkomen, zie vers 6, de hemelse waarheden worden aangeduid die vanuit het Goddelijk goede van de Heer invloeien; en dat door de koningen der volken, die uit Sarah zullen worden, waarover in dit vers, de geestelijke waarheden worden aangeduid die van het Goddelijk ware van de Heer invloeien; want het Goddelijk goede kan niet dan alleen bij de hemelse mens invloeien, daar het in zijn wilsdeel invloeit, zoals bij de Oudste kerk; het Goddelijk ware van de Heer echter vloeit bij de geestelijke mens in, daar het alleen in zijn verstandsdeel invloeit, dat in hem van zijn wilsdeel gescheiden is, nr. 2053 aan het einde; of wat hetzelfde is, het hemels goede vloeit bij de hemelse mens in, het geestelijk goede bij de geestelijke mens; vandaar verschijnt de Heer aan de hemelse engelen als Zon, maar aan de geestelijke engelen als Maan, zie nrs. 1529, 1530.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl