6
En gij zult den hoed op zijn hoofd zetten; de kroon der heiligheid zult gij aan den hoed zetten.
6
En gij zult den hoed op zijn hoofd zetten; de kroon der heiligheid zult gij aan den hoed zetten.
10147. Waar Ik zal samenkomen met ulieden om te spreken tot u; dat dit Zijn tegenwoordigheid en invloeiing betekent, staat vast uit de betekenis van samenkomen om te spreken, dus de tegenwoordigheid en de invloeiing.
Samenkomen immers is de tegenwoordigheid en spreken is, wanneer er over Jehovah wordt gehandeld, dat wil zeggen, over de Heer, de invloeiing.
Dat spreken de invloeiing is, zie de nrs. 2951, 5481, 5797, 7270; wat de tegenwoordigheid van de Heer is, is eerder in nr. 10146 gezegd; wat echter de invloeiing van Hem is, zie daarvoor de nrs. 9223, 9276, 9682.