Bible

 

Exodus 29:46

Studie

       

46 En zij zullen weten, dat Ik de HEERE hun God ben, Die hen uit Egypteland uitgevoerd heb, opdat Ik in het midden van hen wonen zou; Ik ben de HEERE, hun God.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 9985

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

9985. HOOFDSTUK 29

1. En dit is het woord dat gij hun zult doen, om hen te heiligen, om Mij het priesterschap te bedienen: neem één var, een zoon van de kudde van grootvee en twee volkomen rammen.

2. En brood van ongezuurde dingen en koeken van ongezuurde dingen gemengd met olie en vladen van ongezuurde dingen gezalfd met olie; van meelbloem van tarwe zult gij die maken.

3. En geven zult gij ze op één korf en gij zult ze doen naderen in de korf; en de var en de twee rammen.

4. En Aharon en zijn zonen zult gij doen naderen tot de deur van de tent der samenkomst en wassen zult gij hen met wateren.

5. En nemen zult gij de klederen en bekleden Aharon met de rok en de mantel van de efod en de efod en de borstlap en gorden zult gij hem met de gordel van de efod.

6. En zetten zult gij de tulband op zijn hoofd en geven zult gij de kroon der heiligheid op de tulband.

7. En zult nemen de olie der zalving en gieten op zijn hoofd en hem zalven.

8. En zijn zonen zult gij doen naderen en bekleden hen met rokken.

9. En aangorden zult gij hem met een bandelier, Aharon en zijn zonen en aanbinden zult gij hun de tiaren en voor hen zal het priesterschap zijn tot een inzetting der eeuw; en gij zult vullen de hand van Aharon en de hand van zijn zonen.

10. En gij zult doen naderen de var vóór de tent der samenkomst; en leggen zal Aharon en zijn zonen hun handen op het hoofd van de var.

11. En gij zult slachten de var vóór Jehovah, aan de deur van de tent der samenkomst.

12. En gij zult nemen van het bloed van de var en geven op de hoornen van het altaar met uw vinger; en al het bloed zult gij uitgieten aan het fundament van het altaar.

13. En gij zult nemen al het vet bedekkende de darmen en het net over de lever en de twee nieren en het vet dat op die is en gij zult verbranden op het altaar.

14. En het vlees van de var en zijn vel en zijn mest, zult gij verbranden met vuur buiten het kamp; zonde dit.

15. En de ene ram zult gij nemen en leggen zullen Aharon en zijn zonen hun handen op het hoofd van de ram.

16. En slachten zullen zij de ram en nemen zijn bloed en sprengen op het altaar rondom.

17. En de ram zult gij snijden in zijn stukken en gij zult wassen zijn darmen en zijn poten en geven op zijn stukken en op zijn hoofd.

18. En gij zult branden met de ganse ram op het altaar, een brandoffer dit voor Jehovah, een reuk van rust, een vuuroffer voor Jehovah dit.

19. En nemen zult gij de tweede ram en leggen zal Aharon en zijn zonen hun handen op het hoofd van de ram.

20. En slachten zult gij de ram en nemen van zijn bloed en geven op het oorlapje van Aharon en op het rechteroorlapje van zijn zonen en op de duim van hun rechterhand en op de grote teen van hun rechtervoet en sprengen zult gij het bloed op het altaar rondom.

21. En nemen zult gij van het bloed dat op het altaar is en van de olie der zalving en sprengen op Aharon en op zijn klederen en op zijn zonen met hem en heilig hij, en zijn klederen en zijn zonen en de klederen van zijn zonen met hem.

22. En nemen zult gij van de ram het vet en de staart en het vet dat de armen bedekt en het net van de lever en de twee nieren en het vet dat daarop is en de rechterschenkel, omdat een ram van de vullingen die.

23. En één broodbol en één koek van brood van olie en één vlade, uit de korf van de ongezuurde dingen, die vóór Jehovah zijn.

24. En leggen zult gij alle dingen op de handpalmen van Aharon en op de handpalmen van zijn zonen en gij zult ze bewegen ter beweging vóór Jehovah.

25. En nemen zult gij ze van hun hand en branden op het altaar boven het brandoffer, tot een reuk van rust vóór Jehovah, een vuuroffer dit voor Jehovah.

26. En nemen zult gij de borst van de ram der vullingen, die voor Aharon is en bewegen die ter beweging vóór Jehovah en zij zal zijn u tot aandeel.

27. En heiligen zult gij de borst der beweging en de schenkel der opheffing, die is bewogen en die is opgeheven van de ram der vullingen, van hetgeen voor Aharon en van hetgeen voor zijn zonen is.

28. En het zal zijn voor Aharon en voor zijn zonen tot een inzetting der eeuw van met de zonen Israëls, omdat een opheffing deze en een opheffing zal het zijn van met de zonen Israëls, van hun vredeslachtoffers, hun opheffing voor Jehovah.

29. En de klederen der heiligheid die voor Aharon zijn, zullen zijn voor zijn zonen na hem, om te zalven in dezelve en om te vullen in dezelve hun hand.

30. Zeven dagen zal dezelve aantrekken de priester na hem van zijn zonen, die zal binnengaan in de tent der samenkomst om te bedienen in het heilige.

31. En de ram der vullingen zult gij nemen en gij zult koken zijn vlees in een heilige plaats.

32. En eten zal Aharon en zijn zonen het vlees van de ram en het brood dat in de korf is, aan de deur van de tent der samenkomst.

33. En eten zullen zij die dingen in welke ontzondigd is, om te vullen hun hand, om hen te heiligen; en een vreemde zal niet eten, omdat het heilige die.

34. En indien er overgebleven zal zijn van het vlees der vullingen en van het brood, tot aan de morgen en verbranden zult gij het overgeblevene met vuur, het zal niet worden gegeten, omdat het heilige dit.

35. En gij zult doen aan Aharon en aan zijn zonen aldus, volgens alles wat Ik u heb geboden; zeven dagen zult gij vullen hun hand.

36. En een var der zonde zult gij maken des daags op de verzoeningen en gij zult reinigen van zonde op het altaar in uw verzoenen op hetzelve en zalven zult gij dat om te heiligen dat.

37. Zeven dagen zult gij verzoenen op het altaar en heiligen dat en het altaar zal een heilige der heiligen zijn; al wie het altaar aanroert, zal worden geheiligd.

38. En dit is het wat gij zult doen op het altaar; lammeren zonen van een jaar, twee des daags, geduriglijk.

39. Het ene lam zult gij maken in de morgen en het andere lam zult gij maken tussen de avonden.

40. En een tiende van meelbloem gemengd met gestoten olie, het vierendeel van een hin en een drankoffer van het vierendeel van een hin wijn voor het eerste lam.

41. Het tweede lam zult gij maken tussen de avonden, volgens het morgenspijsoffer en volgens het drankoffer ervan, zult gij maken voor hetzelve, tot een reuk van rust, een vuuroffer voor Jehovah.

42. En een brandoffer geduriglijk in uw geslachten aan de deur van de tent der samenkomst vóór Jehovah, waar Ik zal samenkomen met ulieden om te spreken met u aldaar.

43. En Ik zal samenkomen daar met de zonen Israëls en het zal worden geheiligd in Mijn heerlijkheid.

44. En Ik zal heiligen de tent der samenkomst en het altaar en Aharon en zijn zonen zal Ik heiligen om Mij het priesterschap te bedienen.

45. En Ik zal wonen in het midden van de zonen Israëls en Ik zal hun tot een God.

46. En zij zullen bekennen dat Ik Jehovah hun God, Die hen heeft uitgeleid uit het land van Egypte, tot Mijn wonen in het midden van hen; Ik Jehovah hun God.

INHOUD

Er wordt in de innerlijke zin in dit hoofdstuk gehandeld over de verheerlijking van de Heer ten aanzien van het Menselijke, wat wordt aangeduid met de inwijding van Aharon en van diens zonen in het priesterschap.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl