Bible

 

Exodus 29:31

Studie

       

31 Gij zult den ram der vulling nemen, en gij zult zijn vlees in de heilige plaats zieden.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 10099

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

10099. Zullen zijn voor zijn zonen na hem; dat dit betekent achtereenvolgens in het natuurlijke, staat vast uit de betekenis van de zonen van Aharon, namelijk de dingen die voortgaan uit het Goddelijk Goede, zoals uit een vader nr. 980, 10068; en uit de betekenis van na hem, dus achtereenvolgens of in de opeenvolgende orde.

Wanneer de dingen die worden gezegd van de klederen van Aharon, waardoor het Goddelijk Geestelijke was uitgebeeld, nr. 10098, wordt daarom daarmee dat zij zullen zijn voor zijn zonen na hem, het Goddelijk Geestelijke in het natuurlijke achtereenvolgens aangeduid.

Het zijn immers drie dingen die in de hemel op elkaar volgen en deze moeten, opdat zij duidelijk onderscheiden worden opgevat, met hun namen worden genoemd, dus het hemelse, het geestelijke en het natuurlijke.

Deze drie gaan in orde voort, het ene uit het andere en door de invloeiing van het ene in het andere achtereenvolgens, zijn zij aaneengeschakeld en maken zij zo één.

Het Goddelijke van de Heer in de hemelen wordt vanwege het verschil in opneming met die namen zo genoemd.

Omdat hier wordt gehandeld over de tweede ram en die de ram der vullingen wordt genoemd en met de vulling van de hand de inwijding ter uitbeelding van het Goddelijke van de Heer in de hemelen wordt aangeduid en het vergemeenschappende en het opnemende ervan daar, nr. 10019, wordt daarom, opdat eveneens de opneming ervan in het natuurlijke wordt beschreven, hier nu gehandeld over het opeenvolgende aantrekken van de klederen van Aharon door diens zonen na hem, waaronder wordt verstaan, het opeenvolgende van deze zaak in de hemelen, die met de vulling van de hand wordt aangeduid.

Daaruit blijkt, dat deze dingen in de innerlijke zin als één stuk samenhangen, hoewel in de zin van de letter de reeks van de dingen, die de ram betreft, hier onderbroken schijnt.

Omdat hier wordt gehandeld over de opeenvolgende dingen in de hemel, zal ook worden gezegd wat het opeenvolgende is.

De meesten onder de geleerden heden ten dage hebben geen ander idee ten aanzien van de opeenvolgende dingen dan zoals ten aanzien van het continue of zoals ten aanzien van het samenhangende door het continue; omdat zij die idee hebben ten aanzien van de opeenvolging van de dingen, kunnen zij daarom niet begrijpen hoedanig onderscheid er is tussen de uiterlijke en de innerlijke dingen van de mens, dus ook niet tussen het lichaam en tussen de geest van de mens.

Daarom kunnen zij geenszins verstaan, wanneer zij over die dingen denken vanuit die ideeën, dat de geest van de mens ook onder de menselijke vorm kan leven na de verstrooiing of de dood van het lichaam.

Maar de opeenvolgende dingen gedragen zich niet continu, maar discreet of onderscheiden, dat wil zeggen, onderscheiden volgens de graden.

De innerlijke dingen immers zijn geheel en al onderscheiden van de uiterlijke en wel dermate dat de uiterlijke dingen kunnen worden afgescheiden, terwijl toch de innerlijke dingen in hun leven blijven voortbestaan.

Vandaar is het, dat de mens van het lichaam kan worden afgeleid en kan denken in zijn geest of dat hij, volgens de door de Ouden gebruikte spreekwijzen, van de zinlijke dingen kan worden afgeleid en verheven naar de innerlijke dingen.

De Ouden hebben ook geweten, dat wanneer de mens wordt afgeleid van de zinlijke dingen die van het lichaam zijn, hij daaraan onttrokken of verheven wordt in het licht van zijn geest, dus in het licht van de hemel.

Vandaar hebben de oude geleerden eveneens geweten, dat zij na de verstrooiing van het lichaam het innerlijk leven zouden leven, dat zij hun geest noemden; en omdat zij dit leven tot het menselijke leven zelf maakten, wisten zij vandaar ook, dat zij onder de menselijke vorm zouden leven.

Zo’n idee hadden zij ten aanzien van de ziel van de mens en omdat dat leven verwant was aan het Goddelijk Leven, doorvatten zij vandaar dat hun ziel onsterfelijk was.

Zij wisten immers, dat dat deel van de mens dat verwant was aan het Goddelijk Leven en dus daarmee verbonden, geenszins zou kunnen sterven.

Maar deze idee ten aanzien van de ziel en ten aanzien van de geest van de mens verdween na die oude tijden, met als oorzaak, de onjuiste idee van de opeenvolgende dingen, zoals eerder is gezegd.

Vandaar is het eveneens, dat degenen die vanuit de huidige geleerdheid denken, niet weten dat er het geestelijke is en dat dit is onderscheiden van het natuurlijke, want zij die een idee hebben over de opeenvolgende dingen zoals over het continue, kunnen het geestelijke niet anders vatten, dan zoals een zuiverder natuurlijke, terwijl zij toch van elkaar gescheiden zijn zoals het vroegere en het latere, dus zoals dat wat verwekt en zoals dat wat wordt verwekt.

Vandaar is het, dat door zulke geleerden het onderscheid niet wordt gevat tussen de innerlijke of geestelijke mens en de uiterlijke of natuurlijke mens; dus ook niet tussen het innerlijk denken en de innerlijke wil van de mens en tussen zijn uiterlijk denken en de uiterlijke wil; vandaar kunnen zij eveneens iets vatten ten aanzien van het geloof en de liefde, ten aanzien van de hemel en de hel en ten aanzien van het leven van de mens na de lichamelijke dood.

Maar degenen die een juist en helder onderscheiden idee hebben ten aanzien van de opeenvolgende dingen, kunnen ook op enige wijze begrijpen dat bij de mens die wordt wederverwekt, de innerlijke dingen achtereenvolgens worden geopend en dat zij, naarmate zij worden geopend, ook worden verheven in het innerlijk licht en leven en het Goddelijke meer nabij en dat die opening en vandaar de verheffing plaatsvindt door de Goddelijke waarheden, die de opnemende vaten zijn van het goede van de liefde uit het Goddelijke.

Het is het goede van de liefde dat de mens rechtstreeks verbindt met het Goddelijke, want de liefde is een geestelijke verbinding.

Daaruit volgt dat de mens zo steeds innerlijker en innerlijker geopend en verheven kan worden, naar gelang hij in het goede van de liefde uit het Goddelijke is en dat er andersom geen opening en vandaar geen verheffing is bij de mens die de Goddelijke waarheden niet opneemt, wat gebeurt als hij in het boze is.

Maar over deze opeenvolgende orde en over de verborgenheden ervan, zal elders, vanuit de Goddelijke barmhartigheid van de Heer, vollediger worden gesproken.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl