Bible

 

Exodus 28:43

Studie

       

43 Aaron nu en zijn zonen zullen die aanhebben, als zij in de tent der samenkomst gaan, of als zij tot het altaar treden zullen, om in het heilige te dienen; opdat zij geen ongerechtigheid dragen en sterven. Dit zal een eeuwige inzetting zijn, voor hem, en zijn zaad na hem.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 9917

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

9917. En gij zult maken daarop franjes; dat dit betekent in de uiterste dingen, waar het natuurlijke is, staat vast uit de betekenis van de franjes van de mantel, namelijk de uiterste dingen, waar het natuurlijke is.

Met de mantel wordt immers in het bijzonder het Goddelijk Ware in het geestelijk rijk in de innerlijke vorm aangeduid en in het algemeen het geestelijk rijk, nr. 9825.

Met de franjes die beneden rondom waren, de uiterste dingen ervan en de uiterste dingen van het geestelijk rijk zijn de natuurlijke dingen; want de goedheden en de waarheden in de hemelen volgen in deze orde op elkaar.

In de hoogste of de binnenste dingen zijn de hemelse goedheden en waarheden, in de middelste zijn de geestelijke goedheden en waarheden en in de laatste zijn de natuurlijke goedheden en waarheden.

Over deze opvolging in de hemelen en bij de mens, zie nr. 9915.

Omdat de wetenschappelijke dingen van het ware en het goede in de uiterlijke of natuurlijke mens zijn, waren daarom eveneens de granaatappelen in de franjes gezet.

Met de granaatappelen worden immers de wetenschappelijke dingen van het goede aangeduid; en eveneens in de granaatappelen schelletjes van goud, omdat met de schelletjes zulke dingen worden aangeduid die vanuit de wetenschappen zijn.

Dat de franjes van de mantel de uiterste dingen zijn, waar het natuurlijke is, staat vast uit de plaatsen in het Woord waar de franjes worden genoemd, zoals bij Jesaja: ‘Ik zag Jehovah zitten op een hoge en verheven troon en Zijn franjes vervullende de tempel’, (Jesaja 6:1).

Met de troon waarop de Heer zat, wordt de hemel aangeduid en in het bijzonder de geestelijke hemel, nrs. 5313, 8625.

Met de franjes daar worden aangeduid de Goddelijke Waarheden in de laatste of uiterste dingen, zodanig als de waarheden van het Woord zijn in de letterlijke zin.

Hiervan wordt gezegd dat zij de tempel vervullen, wanneer zij de Kerk vervullen.

Met de franjes die de tempel vervullen, wordt iets eenders aangeduid als met de rook en de wolk die de tabernakel en eveneens de tempel vervult, waarover enige malen in het Woord.

Dat met de rook daar wordt aangeduid het Goddelijk Ware in laatste dingen, zodanig als de zin van de letter is in het Woord, zie de nrs. 8916, 8918 en eveneens met de wolk, nrs. 4060, 4391, 5922, 6343.

‘Dat de aan bloedvloeiing lijdende vrouw, toen zij de franje van het bekleedsel van de Heer aanraakte, werd genezen’, (Mattheüs 9:20,22) en in het algemeen, dat zovelen als de franje van Zijn bekleedsel aanraakten, waren genezen’, (Mattheüs 14:36; Markus 6:56), betekende dat van het Goddelijke in de uiterste of de laatste dingen het heil uitging.

Want in de laatste dingen van het goede en het ware die uit het Goddelijke zijn, is de sterkte en de macht, nr. 9836; en eveneens dat daar de antwoorden zijn, nr. 9905.

Bij Mattheüs: ‘Jezus zei van de schriftgeleerden en de Farizeeën dat zij alle werken doen om te worden gezien van de mensen, dat zij hun gedenkriemen breed maken en de franjes van hun mantels groot maken’, (Mattheüs 23:5).

Daar blijkt duidelijk dat de franjes van de mantel de uiterlijke en uitwendige dingen zijn, die zich aan het gezicht voordoen en dat die groot maken is werken doen in het uiterlijke, opdat zij verschijnen of in aanmerking worden genomen.

Bij Jeremia: ‘Jeruzalem heeft een zonde gezondigd, haar onreinheid is in haar franjes’, (Klaagliederen 1:9); de onreinheid in de franjes voor, in de daden en in het spreken, dus in de uiterste dingen.

De uiterste dingen immers ontlenen hun wezen aan de innerlijke dingen, dus wanneer de innerlijke dingen onrein zijn, ook de uiterste onrein zijn, hoewel de onreinheden niet voor de mensen verschijnen met als oorzaak, dat de mensen de uitwendige vorm beschouwen en dan niet de innerlijke dingen zien.

Niettemin verschijnen die onreinheden, die in de innerlijke dingen zijn, voor de engelen en zij worden eveneens blootgelegd bij eenieder in het andere leven, want daar worden de uiterlijke dingen afgenomen en dan blijkt dus hoedanig de werken in hun wezen zijn geweest.

Bij Nahum: ‘Ik zal uw franjes over uw aangezichten ontdekken en Ik zal de natiën uw naaktheid tonen’, (Nahum 3:5); de franjes over de aangezichten ontdekken, is de uiterlijke dingen verwijderen, zodat de innerlijke zichtbaar verschijnen.

De uiterlijke dingen immers, die van de natuurlijke mens zijn, verbergen op verschillende wijzen de innerlijke dingen; dit zijn huichelen, listigheden, leugenachtigheid, haatgevoelens, wraaknemen, echtbreuk en andere eendere dingen.

Daarom wanneer de uiterlijke dingen worden afgenomen, verschijnen de innerlijke dingen in hun onreinheid en schandelijkheid.

Bij Jeremia: ‘Indien gij zult hebben gezegd in uw hart: Waarom zijn mij deze dingen bejegend; om de veelheid van uw ongerechtigheid zijn uw franjes onthuld, uw hielen zijn geweld aangedaan.

Ik zal uw franjes over uw aangezichten ontbloten, opdat worden gezien uw schande, uw echtbreuken’, (Jeremia 13:22,26).

Daar wordt gehandeld over de gruwelen van Jeruzalem; de franjes onthullen en die ontbloten, staat voor de uiterlijke dingen wegnemen, die versluieren en verbergen, zodat de innerlijke dingen worden gezien.

De mens leert immers het goede, het eerzame en het oprechte liegen, ter wille van de faam, de eer en het gewin, terwijl hij toch van binnen boosheden en valsheden van verschillende geslachten verborgen houdt.

Omdat met de franjes de uiterlijke dingen worden aangeduid, wordt er daarom ook van de hielen gesproken, aangezien de hielen de laagste dingen van het natuurlijke zijn, nrs. 259, 4938, 4940-4951.

Hieruit staat nu vast, dat met de franjes van de mantel de goedheden en waarheden in de laatste of uiterste dingen worden aangeduid, die in de natuurlijke wereld zijn.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl