Bible

 

Exodus 28:29

Studie

       

29 Alzo zal Aaron de namen der zonen van Israel dragen aan den borstlap des gerichts, op zijn hart, als hij in het heilige zal gaan, ter gedachtenis voor het aangezicht des HEEREN geduriglijk.

Ze Swedenborgových děl

 

Apocalyps Onthuld # 213

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 962  
  

213. Opdat niet de schaamte van uw naaktheid zal verschijnen, betekent opdat niet het goede van de hemelse liefde ontwijd en verechtbreukt zal worden.

Niemand kan weten, wat de schaamte van de naaktheid betekent, dan alleen hij die weet dat de leden van de verwekking in het ene en het andere geslacht, die ook de geslachtsorganen worden genoemd, overeenstemmen met de hemelse liefde; dat er een overeenstemming is van de mens en van al zijn leden met de hemelen, zie het werk ‘Hemel en Hel’ te Londen uitgegeven in het jaar 1758, nrs. 87-102; en dat de geslachtsdelen overeenstemmen met de hemelse liefde, in het werk ‘Hemelse Verborgenheden’ ook te Londen uitgegeven, nrs. 5050-5062.

Omdat nu die leden overeenstemmen met de hemelse liefde, namelijk de liefde van de derde of binnenste hemel en de mens uit de ouders wordt geboren in de aan die liefde tegenovergestelde liefden, is het duidelijk dat hij, indien hij zich niet uit de Heer het goede van de liefde en het ware van de wijsheid verwerft, die worden aangeduid met het vuur beproefde goud en met witte bekleedselen, in de tegengestelde liefde zal verschijnen, die in zich profaan is.

Dit wordt aangeduid met de naaktheid ontdekken en de schaamte ervan openbaren, in de volgende plaatsen:

‘Gezegend hij die waakt en zijn bekleedselen bewaart, opdat hij niet naakt wandele en zijn schaamdelen gezien worden’, (Openbaring 16:15).

‘Dochter van Babel en van Chaldea, zit in de aarde, onthul uw lokken, onthul de dij, ga over de stromen; uw naaktheid worde onthuld en ook worde uw schande gezien’, (Jesaja 47:1-3).

‘Wee de stad der bloeden, vanwege de veelheid harer hoererijen; Ik zal de franjes over uw aangezichten opendekken en Ik zal aan de natiën tonen uw naaktheid en aan de koningen uw schande’, (Nahum 3:1, 4, 5).

‘Twist met uw moeder, opdat Ik haar niet wellicht naakt zette’, (Hosea 2:2, 3).

‘Als Ik u voorbijging, dekte Ik uw naaktheid; en Ik waste u en Ik bekleedde u, maar gij hebt gehoereerd, gij hebt niet gedacht aan uw jonkheid, toen gij naakt en ontbloot waart; deswege is uw naaktheid onthuld’, (Ezechiël 16:6) e.v..

‘Jeruzalem heeft zonde gezondigd; derhalve achten allen haar onwaardig, omdat zij haar naaktheid gezien hebben’, (Klaagliederen 1:8); onder Jeruzalem, waarover die dingen gezegd zijn, wordt de Kerk verstaan en onder ‘het Woord hoereren’ echtbreken en vervalsen, nr. 134.

‘Wee hem die de genoot doet drinken, door hem dronken te maken, opdat gij zijn naaktheid aanschouwt; drink ook gij, opdat de voorhuid onthuld worde’, (Habakuk 2:15, 16).

Wie weet wat naaktheid betekent, kan verstaan wat daarmee wordt aangeduid dat ‘Noach, toen hij van de wijn dronken was geworden, naakt neerlag in het midden van zijn tent en dat Cham zijn naaktheid zag en daarover lachte; en dat Sem en Jafet zijn naaktheid dekten, de aangezichten afkerende om die niet te zien’, (Genesis 9:21-23).

Verder, waarom het was ingesteld dat ‘Aharon en zijn zonen niet met treden op het altaar zouden klimmen, opdat niet hun naaktheid onthuld zou worden’, (Exodus 20:26).

En eveneens ‘dat zij hun zouden maken linnen broeken om het vlees der naaktheid te bedekken en dat zij op hen zouden zijn wanneer zij tot het altaar naderden en dat zij anders de ongerechtigheid zouden dragen en sterven zouden’, (Exodus 28:42, 43).

Met de naaktheid worden in die plaatsen de boze dingen aangeduid waarin de mens geboren is en die, omdat zij aan het goede van de hemelse liefde tegenovergesteld zijn, in zich profaan zijn en deze worden niet verwijderd dan door de ware dingen en door het leven daarnaar; linnen betekent ook het ware, nr. 671.

Met de naaktheid wordt ook de onschuld aangeduid en eveneens de onwetendheid ten aanzien van het goede en het ware; de onschuld met het volgende:

‘Zij waren beiden naakt, de mens en zijn echtgenote en zij hadden geen oorzaak tot schaamte’, (Genesis 2:25).

De onwetendheid ten aanzien van het goede en het ware, met het volgende:

‘Dit is het vasten dat Ik verkies; de hongerige het brood breken en wanneer gij een naakte ziet, hem bekleden’, (Jesaja 58:6, 7).

‘De hongerige geve hij zijn brood en de naakte dekke hij met een kleed’, (Ezechiël 18:7).

‘Ik ben hongerig geweest en gij hebt Mij te eten gegeven; Ik was naakt en gij hebt Mij gekleed’, (Mattheüs 25:35, 36).

  
/ 962  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl

Ze Swedenborgových děl

 

Apocalyps Onthuld # 134

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 962  
  

134. Mijn dienstknechten te leren en te verleiden om te hoereren, betekent vanuit welk geloof het plaatsvindt dat de ware dingen van het Woord worden vervalst.

De dienstknechten van de Heer leren en verleiden, is diegenen leren en verleiden die in de ware dingen vanuit het Woord onderricht kunnen en willen worden; dat diegenen dienstknechten van de Heer worden genoemd die in de ware dingen zijn, zie eerder de nrs. 3, 128; en met hoereren wordt aangeduid het Woord echtbreken en vervalsen; dat dit met hoereren wordt aangeduid, is omdat in de afzonderlijke dingen van het Woord het huwelijk van het goede en het ware is en dit huwelijk wordt verbroken, wanneer het goede wordt gescheiden en weggenomen van het ware; dat in de afzonderlijke dingen van het Woord het huwelijk van de Heer met de Kerk is en vandaar het huwelijk van het goede en het ware, zie het werk ‘de Leer van het Nieuwe Jeruzalem aangaande de Gewijde Schrift’, nrs. 80-90; daarvandaan is het dat met hoereren wordt aangeduid de goede dingen van het Woord echtbreken en de ware dingen van het Woord vervalsen; en omdat dit geestelijke hoererij is, worden daarom ook zij die vanuit de eigen rede het Woord hebben vervalst, na de dood, als zij in de geestelijke wereld komen hoereerders; en wat nog voor de wereld ligt verscholen, is dit, dat degenen die het geloof-alleen hebben bevestigd tot aan het buitensluiten van de werken van de naastenliefde toe, in de begeerte van de echtbreuk van een zoon met zijn moeder zijn; dat dezen in de begeerte van zo’n schandelijke echtbreuk zijn, is meermalen in de geestelijke wereld doorvat; onthoud dit en vors het na, na de dood en gij zult bevestigd worden; dit heb ik eerder niet durven onthullen, omdat het de oren kwetst.

Deze echtbreuk wordt aangeduid met de echtbreuk van Ruben met Bilha, de bijvrouw van zijn vader, (Genesis 35:22), want met Ruben wordt dat geloof aangeduid, waarom hij ook vervloekt werd door Israël, zijn vader en hem daarna het eerstgeboorterecht werd ontnomen; immers, Israël, zijn vader, zei toen hij over zijn zonen profeteerde, over Ruben:

‘Ruben, mijn eerstgeborene, gij, mijn sterkte en het beginsel van mijn krachten, licht zoals water, gij zult niet uitmunten, omdat gij uws vaders leger hebt beklommen; toen hebt gij ontwijd; hij heeft mijn sponde beklommen’, (Genesis 49:3, 4); dat hem daarom het eerstgeboorterecht werd ontnomen:

‘Ruben, de eerstgeborene Israëls; maar omdat hij zijn vaders sponde bezoedeld had, werd zijn eerstgeboorterecht gegeven aan de zonen van Jozef’, (1 Kronieken 5:1).

Dat door Ruben werd uitgebeeld het ware vanuit het goede, of het geloof vanuit de naastenliefde en daarna het van het goede gescheiden ware, of het van de naastenliefde gescheiden geloof, zal men zien in de ontvouwing van, (Openbaring 7:5) zien.

Dat met de hoererijen de echtbrekingen van het goede en de vervalsingen van het ware in het Woord worden aangeduid, kan vaststaan uit deze plaatsen:

‘Toen Jehoram Jehu zag, zei hij: Is het vrede, Jehu. Deze zei: Wat vrede, tot aan de hoererijen van uw moeder, Isabel en haar vele bezweringen’, (2 Koningen 9:22); onder de hoererijen van Isabel worden niet deze of gene hoererijen verstaan, maar haar daden, waarover in nr. 132.

‘Uw zonen zullen zeventig jaren weidende zijn in de woestijn en zullen uw hoererijen dragen’, (Numeri 14:33).

‘Ik zal de ziel uitroeien die acht geeft op de bezweerders en waarzeggers om die na te hoereren’, (Leviticus 20:5, 6).

‘Niet moet een verbond gesloten worden met de inwoners des lands, opdat zij niet hoereren achter hun goden’, (Exodus 34:15).

‘Jeruzalem, gij hebt vertrouwd op uw schoonheid en hebt gehoereerd vanwege uw faam, dermate dat gij uw hoererijen hebt uitgestort over elke voorbijganger; gij hebt gehoereerd met de zonen van Egypte, uw naburen, groot van vlees en gij hebt uw hoererij vermenigvuldigd.

Gij hebt gehoereerd met de zonen van Assur sedert er voor u geen verzadigdheid is, met wie gij hebt gehoereerd; gij hebt uw hoererij vermenigvuldigd tot aan Chaldea toe.

Overspelige vrouw, onder haar man neemt zij de vreemden aan.

Allen gaven aan hun loonhoeren loon, doch gij hebt lonen gegeven aan allen, opdat zij van rondom tot u in uw hoererijen zouden komen en daarom loonhoer, hoor het woord van Jehovah’, (Ezechiël 16:15, 16, 26, 28, 29, 32, 33, 35) e.v..

Daar is Jeruzalem de Israëlitische en de Joodse Kerk; onder haar hoererijen worden de echtbrekingen en de vervalsingen van het Woord verstaan; en omdat in het Woord met Egypte de wetenschap van de natuurlijke mens wordt aangeduid en met Assur de redenering daaruit, met Chaldea de ontwijding van het ware en met Babel de ontwijding van het goede, wordt daarom gezegd dat zij met hen heeft gehoereerd.

‘Twee vrouwen, dochters van één moeder, hebben gehoereerd in Egypte, in haar jeugd hebben zij gehoereerd; de ene heeft gehoereerd onder Mij en zij beminde de minnaren, de Assyriërs die nabij waren; zij gaf haar hoererijen op hen; evenwel verliet zij haar hoererijen in Egypte niet.

De andere verdierf haar liefde meer dan zij en haar hoererijen boven de hoererijen van de zuster; zij deed tot de hoererijen toe, zij had de Chaldeeën lief; tot haar kwamen de zonen van Babel tot de bijligging der liefden en zij bezoedelden haar door hun hoererij’, (Ezechiël 23:2, 3, 5, 7, 8, 11, 14, 16, 17) e.v..

De twee dochters van dezelfde moeder zijn ook de Israëlitische en de Joodse Kerk; de echtbrekingen en vervalsingen daar worden in het Woord evenals hiervoor beschreven door hoererijen.

Evenzo in deze plaatsen:

‘Gij hebt gehoereerd met vele gezellen; gij hebt het land ontwijd met uw hoererijen en uw boosheid; hebt gij gezien wat de afgekeerde Israël gedaan heeft; zij ging heen op alle hoge berg en hoereerde; ook de trouweloze Juda ging heen en heeft gehoereerd; dermate dat zij van de stem van haar hoererij het land heeft ontwijd; zij pleegde echtbreuk met steen en hout’, (Jeremia 3:1, 2, 6, 8, 9).

En elders:

‘Gaat om door de straten van Jeruzalem en zoekt of gij een man vindt die is doende gericht en zoekende de waarheid; toen Ik hen verzadigd had, hebben zij gehoereerd en zijn bij hopen gekomen in het huis van de loonhoer’, (Jeremia 5:1, 7).

‘Uw echtbreuken, uw gehinnik, de snoodheid van uw hoererij, uw verfoeiselen, op de heuvelen in het veld heb Ik gezien; wee u, Jeruzalem, gij zult niet rein worden’, (Jeremia 13:27).

‘In de profeten van Jeruzalem heb Ik een verschrikkelijke verstoktheid gezien tot echtbreken en in leugen te gaan’, (Jeremia 23:14).

‘Zij hebben dwaasheid gedaan in Israël; zij hebben gehoereerd en zij hebben Mijn Woord in Mijn Naam leugenachtig gesproken’, (Jeremia 29:23).

‘Zij hebben tegen Mij gezondigd; Ik zal hun heerlijkheid in schande verkeren; zij hoereerden omdat zij Jehovah verlaten hebben; hoererij heeft hun hart in beslag genomen; uw dochters hoereren en uw schoondochters plegen echtbreuk’, (Hosea 4:7, 10, 11, 13).

‘Ik ken Efraïm, dat hij stellig gehoereerd heeft en Israël bezoedeld is’, (Hosea 5:3).

‘In het huis Israëls heb Ik een schandelijke zaak gezien; daar heeft Efraïm gehoereerd en is Israël bezoedeld’, (Hosea 6:10); Israël is daar de Kerk en Efraïm het verstand van het Woord, waar vanuit en volgens welke de Kerk is; en daarom wordt gezegd ‘Efraïm heeft gehoereerd en Israël is bezoedeld’.

Aangezien de Kerk het Woord had vervalst, werd aan de profeet Hosea bevolen zich een loonhoer tot echtgenote te nemen, al zeggende:

‘Neem u een vrouw der hoererijen en kinderen der hoererijen, omdat het land door te hoereren hoereert achter Jehovah’, (Hosea 1:2); en ook, ‘bemin een vrouw, bemind van een genoot en een echtbreekster’, (Hosea 3:1).

Aangezien de Joodse Kerk zodanig was, werd de Joodse natie daarom door de Heer een overspelig geslacht genoemd, (Mattheüs 12:39; 16:4; Markus 8:38) en ‘zaad des echtbrekers’, bij (Jesaja 57:3); en bij Nahum:

‘Wee der stad der bloeden, gans in leugen, veelheid der doorboorden vanwege de veelheid der hoererijen der hoer, verkopende de natiën door haar hoererijen’, (Nahum 3:1, 3, 4).

Aangezien Babylon meer dan de overigen in de christelijke wereld het Woord schendt en vervalst, wordt zij daarom de grote loonhoer genoemd en van haar wordt het volgende gezegd in de Openbaring:

‘Babylon heeft uit de wijn des toorns harer hoererij alle natiën gedrenkt’, (Openbaring 14:8).

‘Babylon heeft uit de wijn der woede harer hoererij alle natiën gedrenkt en de koningen der aarde hebben met haar gehoereerd’, (Openbaring 18:3).

‘De engel zei: Ik zal u tonen het gericht der grote loonhoer, met welke de koningen der aarde gehoereerd hebben’, (Openbaring 17:1, 2).

‘Hij heeft gericht de grote loonhoer, die de aarde verdorven heeft met haar hoererij’, (Openbaring 19:2).

Hieruit nu blijkt duidelijk dat echtbreken en hoereren betekenen de goede en de ware dingen van het Woord echtbreken en vervalsen.

  
/ 962  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl