9567. Hun granaatappelen en hun rieten, daaruit zullen zij zijn, al zijn dingen; dat dit betekent dat de wetenschappen van het goede en de machten uit het Goddelijk geestelijke, dat uit de Heer is, zullen zijn, staat vast uit de betekenis van de granaatappel, dus de wetenschappelijkheden van het goede, nr. 9552; uit de betekenis van de rieten, dus de waarheden vanuit het goede en de machten daaruit, waarover de nrs. 9555, 9558; en uit de betekenis van de kandelaar, waaruit zij zullen zijn, dus het Goddelijk geestelijke dat in de hemel en in de Kerk uit de Heer is, nr. 9548; daaruit blijkt, dat daarmee de granaatappelen en de rieten uit de kandelaar zullen zijn, wordt aangeduid dat de wetenschappelijkheden van het goede en de machten uit het Goddelijk geestelijke dat uit de Heer is, zullen zijn; hoe het hiermee is gesteld, zie in wat volgt.