Bible

 

Exodus 23:7

Studie

       

7 Zijt verre van valse zaken; en den onschuldige en gerechtige zult gij niet doden; want Ik zal de goddeloze niet rechtvaardigen.

Bible

 

Jozua 22:5

Studie

       

5 Alleenlijk neemt naarstiglijk waar te doen het gebod en de wet, die u Mozes, de knecht des HEEREN, geboden heeft, dat gij den HEERE, uw God, liefhebt, en dat gij wandelt in al Zijn wegen, en Zijn geboden houdt, en Hem aanhangt, en dat gij Hem dient met uw ganse hart en met uw ganse ziel.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 4262

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

4262. En hij nam van hetgeen in zijn hand gekomen was, een gave voor Ezau, zijn broeder; dat dit de Goddelijke dingen betekent die moeten worden ingewijd in het natuurlijk hemels goede, staat vast uit de betekenis van ‘nemen van hetgeen in de hand gekomen was’, namelijk vanuit die dingen die voorzienig ten deel waren gevallen, dus vanuit de Goddelijke Voorzienigheid; en omdat de dingen die van de Goddelijke Voorzienigheid zijn, Goddelijk zijn, worden daarom hier door ‘nemen van hetgeen in de hand gekomen was’ de Goddelijke dingen aangeduid; uit de betekenis van de gave, te weten de inwijding, waarover hierna; en uit de uitbeelding van Ezau, namelijk het Goddelijk Natuurlijke ten aanzien van het goede, nrs. 3302, 3322, 3504, 3599, hier ten aanzien van het hemels goede, omdat het natuurlijke nog niet Goddelijk was gemaakt. Dat de gave de inwijding betekent, komt omdat het een gave was om welwillendheid en genade te verwerven; want de gaven die gegeven en aangeboden werden betekenden oudtijds verschillende dingen, iets anders die welke men aan de koningen en de priesters gaf wanneer men naar hen toe ging en iets anders die welke men op het altaar offerde; eerstgenoemde betekenden de inwijding, deze echter de eredienst, nr. 349; want alle offers in het algemeen, onverschillig van welke soort, werden gaven genoemd, maar de spijsoffers, die brood en wijn waren, of koeken met een plenging, in het bijzonder, want ‘spijsoffer’ betekent in de oorspronkelijke taal ‘gave’. Dat men gaven aan koningen en priesters gaf wanneer men naar hen toeging blijkt uit tal van plaatsen in het Woord, zoals toen Saul Samuël raadpleegde, (1 Samuël 9:7, 8);

dat zij die Saul verachtten, hem geen gave aanboden, (1 Samuël 10:27);

toen de koningin van Sheba tot Salomo kwam, (1 Koningen 10:2) en ook de overigen, waarover het volgende:

‘De ganse aarde zocht de aangezichten van Salomo om zijn wijsheid te horen en zij brachten eenieder zijn geschenk, vaten van zilver en vaten van goud en klederen en wapenen en specerijen, paarden en muilezels’, (1 Koningen 10:24, 25);

en omdat dit een heilig ritueel was, dat de inwijding betekende, brachten ook de wijzen uit het oosten, die tot Jezus kwamen toen Hij pas geboren was, gaven: goud, wierook en mirre, (Mattheüs 2:11);

het goud betekende de hemelse liefde, de wierook de geestelijke liefde, de mirre deze liefden in het natuurlijke. Dat dit ritueel geboden was, blijkt bij Mozes:

‘De aangezichten van Jehovah zullen niet ledig gezien worden’, (Exodus 23:15; Deuteronomium 16:16, 17);

en dat de gaven die aan de koningen en de priesters werden gegeven, waren alsof zij aan Jehovah werden gegeven, kan uit andere plaatsen in het Woord blijken. Dat de gaven die gezonden werden, de inwijding betekenden, blijkt uit de gaven die de twaalf vorsten van Israël zonden om het altaar in te wijden nadat het gezalfd was, (Numeri 7:1);

daar worden hun gaven ‘de inwijding’ genoemd, zie vers 88.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl