Bible

 

Exodus 23:31

Studie

       

31 En Ik zal uw landpalen zetten van de zee Suf tot aan de zee der Filistijnen, en van de woestijn tot aan de rivier; want Ik zal de inwoners van dat land in uw hand geven, dat gij hen voor uw aangezicht uitstoot.

Bible

 

Jozua 22:5

Studie

       

5 Alleenlijk neemt naarstiglijk waar te doen het gebod en de wet, die u Mozes, de knecht des HEEREN, geboden heeft, dat gij den HEERE, uw God, liefhebt, en dat gij wandelt in al Zijn wegen, en Zijn geboden houdt, en Hem aanhangt, en dat gij Hem dient met uw ganse hart en met uw ganse ziel.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 9303

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

9303. Zie, Ik zend een engel vóór u; dat dit betekent de Heer ten aanzien van het Goddelijk Menselijke, staat vast uit de betekenis van zenden, wanneer over de Heer wordt gehandeld, dus de voortgang, waarover nr. 6831, hier maken dat het zal voortgaan; en uit de betekenis van de engel, namelijk hij die voortgaat, want engel in de oorspronkelijke taal betekent de gezondene, daarvandaan is de afleiding van dit woord en met de gezondene wordt het voortgaande aangeduid, zoals kan vaststaan uit de aangehaalde plaatsen uit het Woord in nr. 6831; daaruit blijkt, dat onder de engel van Jehovah wordt verstaan de Heer ten aanzien van het Goddelijk Menselijke, want Dit gaat uit Jehovah als de Vader voort.

Jehovah als de Vader is het Goddelijk Goede van de Goddelijke Liefde en Dit is het Zijn Zelf, nr. 3704 en het voortgaande uit de Vader is het Goddelijk Ware uit dat Goddelijk Goede, dus het Goddelijk Bestaan vanuit het Goddelijk Zijn; dit wordt hier met de engel aangeduid; zoals bij Jesaja: ‘De engel van Zijn aangezichten heeft hen bevrijd ter wille van Zijn Liefde en Zijn lankmoedigheid; Deze heeft hen verlost en hen aangenomen en hen gedragen al de dagen der eeuwigheid’, (Jesaja 63:9); en bij Maleachi: ‘Zie, plotseling zal tot Zijn tempel komen de Heer, Die gijlieden zoekt en de engel des verbonds Die gijlieden verlangt. (Maleachi 3:1,2); tot de tempel van de Heer is tot Zijn Menselijke, dat dit Zijn tempel is, leert de Heer Zelf, bij (Mattheüs 26:61; Johannes 2:19,21,22).

In de Kerk wordt gezegd, dat uit de Drie, die de Vader, de Zoon en de Heilige Geest worden genoemd, één Goddelijke, dat ook de Ene God wordt genoemd, bestaat; en dat uit de Vader de Zoon voortgaat en uit de Vader door de Zoon voortgaat de Heilige Geest; maar wat voortgaan of uitgaan is, is nog onbekend; de ideeën van de engelen daarover verschillen geheel en al van de ideeën van de mensen van de Kerk, die over deze zaak hebben gedacht.

De oorzaak hiervan is dat de ideeën van de mensen van de Kerk zijn gegrond op Drie, maar die van de engelen op Eén.

Dat de ideeën van de mensen van de Kerk zijn gegrond op Drie, komt omdat die het Goddelijke in drie personen onderscheiden en aan ieder speciale en bijzondere taken toekennen; vandaar komt het dat zij weliswaar kunnen zeggen, dat God Eén is, maar nooit anders kunnen denken dan dat het er Drie zijn, die door de vereniging, die zij mystiek noemen, één zijn; maar zo kunnen zij weliswaar denken, dat er één Goddelijke is, niet echter dat er één God is; in het denken immers is de Vader God, de Zoon God en de Heilige Geest God; het Ene Goddelijke is één door de samenstemming en zo eensgezind, maar Eén God is volstrekt Eén.

Hoedanig de idee of hoedanig het denken is van de mens van de Kerk ten aanzien van de Ene God, verschijnt klaarblijkelijk in het andere leven; eenieder draagt immers de ideeën van zijn denken met zich; de idee of het denken van hen is, dat er drie goden zijn, maar dat zij niet goden durven zeggen, maar God; ook maken weinigen één uit drie door de vereniging; zij denken immers anders over de Vader, anders over de Zoon en anders over de Heilige Geest; daaruit bleek, hoedanig het geloof van de Kerk is ten aanzien van het meest wezenlijke van alle dingen, namelijk het Goddelijke Zelf.

En omdat het denken daarover dat van het geloof is en de aandoeningen die van de liefde zijn, allen verbinden en scheiden in het andere leven, schuwen zij daarom degenen die buiten de Kerk zijn geboren geweest en in één God hebben geloofd, degenen die binnen de Kerk zijn en zeggen dat die niet geloven in één God, maar in drie goden; en dat zij die niet geloven in één God onder de Menselijke vorm, in geen God geloven, aangezien hun denken zich uitstort zonder bepaling in het heelal en zo in de natuur afglijdt, die zij dan in de plaats van God erkennen.

Wanneer er wordt gevraagd wat zij verstaan onder voortgaan, wanneer zij zeggen dat de Zoon voortgaat uit de Vader en de Heilige Geest uit de Vader door de Zoon, dan antwoorden zij dat voortgaan een woord van een vereniging is en dat het mysterie insluit; maar toen de idee van het denken daarover werd onderzocht, was het er geen andere dan die van een woord alleen en zonder inhoud.

De ideeën van de engelen echter ten aanzien van het Goddelijke, ten aanzien van het Drievuldige en ten aanzien van het voortgaan, verschillen geheel en al van de ideeën van de mensen van de Kerk; de oorzaak ervan is, zoals eerder is gezegd, dat de ideeën van het denken van de engelen zijn gegrond op Eén, maar de ideeën van het denken van de mensen van de Kerk op drie.

De engelen denken, en wat zij denken geloven zij, dat er Eén God is en dat Die de Heer is en dat het Menselijke het Goddelijke Zelf in de vorm is en dat het Heilig Voortgaande uit Hem de Heilige Geest is; dus dat het Drievuldig is, maar toch Eén.

Dit idee kan met betrekking tot de engelen in de hemel begrijpelijk worden gemaakt; de engel daar verschijnt in de menselijke vorm, maar toch zijn er drie dingen bij hem, die één maken: er is het innerlijke van hem, dat niet voor de ogen verschijnt, er is het uiterlijke, dat verschijnt en er is de sfeer van het leven van zijn aandoeningen en zijn denken, die van hem tot op een afstand uitgolft, zie de nrs. 1048, 1053, 1316, 1504-1519, 1695, 2489, 4464, 5179, 6206, 7454, 8063, 8630; deze drie maken één engel.

De engelen echter zijn eindig en geschapen, de Heer echter is oneindig en ongeschapen, en omdat het oneindige niet door enig mens, zelfs niet door de engel, enig idee kan hebben dan alleen vanuit eindige dingen, is het daarom geoorloofd, zo’n voorbeeld te geven, opdat het zal worden toegelicht wat het Drievuldige in Eén is en dat er één God is en dat Die de Heer is en geen ander.

Zie verder wat hierover is getoond in de nrs. 9194, 9199.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl