Bible

 

Exodus 23:28

Studie

       

28 Ik zal ook horzelen voor uw aangezicht zenden; die zullen van voor uw aangezicht uitstoten de Hevieten, de Kanaanieten en de Hethieten.

Bible

 

I Samuël 8:3

Studie

       

3 Doch zijn zonen wandelden niet in zijn wegen; maar zij neigden zich tot de gierigheid, en namen geschenken, en bogen het recht.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 4169

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

4169. Uw schapen en uw geiten hebben niet misdragen; dat dit de staat van hem betekent ten aanzien van het goede en van het goede van het ware, staat vast uit de betekenis van het schaap, namelijk het goede, waarover de nrs. 3995, 4006; wanneer zonder meer het goede wordt gezegd, wordt daaronder het goede van de wil verstaan, onder het goede van het ware echter het goede van het verstand; het goede vanuit de wil is vanuit het goede het goede doen, het goede van het verstand echter is vanuit het ware het goede doen; aan hen die het goede doen vanuit het ware, verschijnen deze beide alsof zij één zijn, toch verschillen zij zeer van elkaar; want het goede doen vanuit de wil, is het doen vanuit de doorvatting van het goede; de doorvatting van het goede bestaat bij geen anderen dan bij de hemelsen; maar het goede doen vanuit het ware, is het doen vanuit de wetenschap en vandaar vanuit het verstand, maar zonder de doorvatting dat het zo is, alleen is men zo onderricht door anderen of men heeft uit zichzelf door zijn verstandelijk vermogen de gevolgtrekking gemaakt dat het zo is; dit kan een bedrieglijk ware zijn, maar indien men niettemin het doel van het goede heeft, dan wordt dat wat men vanuit het ware doet, als een goede. Dat de schapen de goede dingen betekenen, kan vaststaan uit tal van plaatsen in het Woord, zoals bij Jesaja:

‘Hij was verdrukt en Hij deed Zijn mond niet open, gelijk een stuk kleinvee ter slachting wordt geleid en gelijk een schaap voor de scheerders en Hij deed Zijn mond niet open’, (Jesaja 53:7);

over de Heer, waar Hij met een schaap wordt vergeleken, niet krachtens het ware maar krachtens het goede.

Bij Mattheüs:

‘Jezus zei tot de twaalf die Hij uitzond: Gij zult niet heengaan in de weg der natiën en gij zult niet ingaan in een stad der Samaritanen; gaat veel meer heen tot de verloren schapen van het huis Israëls’, (Mattheüs 10:5, 6);

de natiën tot welke zij niet zouden heengaan, staan voor hen die in de boze dingen zijn; dat de natiën de boze dingen zijn, zie de nrs. 1259, 1260, 1849;

de steden van de Samaritanen voor degenen die in de valse dingen zijn; de schapen voor hen die in de goede dingen zijn.

Bij Johannes:

‘Jezus zei na de wederopstanding tot Petrus: Weid Mijn lammeren; ten tweede male zei Hij: Weid Mijn schapen; ten derde male zei Hij: Weid Mijn schapen’, (Johannes 21:15-17);

de lammeren staan voor degenen die in de onschuld zijn; de schapen die in de eerste plaats worden genoemd, voor hen die in het goede vanuit het goede zijn, de schapen die in de laatste plaats worden genoemd, voor hen die in het goede vanuit het ware zijn.

Bij Mattheüs:

‘Wanneer de Zoon des Mensen komen zal in Zijn heerlijkheid, zo zal Hij de schapen aan Zijn rechterhand stellen en de bokken aan de linkerhand; en Hij zal zeggen tot degenen die aan de rechterhand zijn: Komt gij gezegenden Mijns Vaders, opdat gij ter erfenis bezit het koninkrijk hetwelk u bereid is van de grondlegging der wereld; want Ik ben hongerig geweest en gij hebt Mij te eten gegeven; Ik ben dorstig geweest en gij hebt Mij te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling en gij hebt Mij geherbergd; Ik was naakt en gij hebt Mij gekleed; Ik ben krank geweest en gij hebt Mij bezocht; Ik was in de gevangenis en gij zijt tot Mij gekomen; voor zoveel gij dit een van deze Mijn minste broeders gedaan hebt, zo hebt gij dat Mij gedaan’, (Mattheüs 25:31-40);

daar blijkt duidelijk dat de schapen staan voor de goede dingen, dat wil zeggen voor hen die in het goede zijn; alle geslachten van het goede van de naastenliefde zijn daar in de innerlijke zin samengevat, waarover vanuit de Goddelijke barmhartigheid van de Heer, elders. Door de bokken worden in het bijzonder diegenen aangeduid die in het geloof en in geen naastenliefde zijn; evenzo bij Ezechiël:

‘Gij, Mijn kudde, zei de Heer Jehovih: Ziet, Ik richt tussen kleinvee en kleinvee, tussen de rammen der schapen en tussen de bokken’, (Ezechiël 34:17);

dat de bokken in het bijzonder diegenen zijn die in het geloof zonder naastenliefde zijn, kan vaststaan uit de betekenis van de bokken, namelijk in de goede zin zij die in het ware van het geloof en vandaar in enige naastenliefde zijn, maar in de tegenovergestelde zin zij die in het geloof zonder naastenliefde zijn en redeneren over het heil vanuit de beginselen, dat het geloof zaligt; wat ook duidelijk uitkomt in wat de Heer over de bokken bij Mattheüs in de aangehaalde plaats zegt; diegenen echter die in geen ware van het geloof en tevens in geen goede van de naastenliefde zijn, worden zonder zo’n oordeel, namelijk zonder de overtuiging dat zij in het valse zijn, in de hel gevoerd.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl