Bible

 

Exodus 23:27

Studie

       

27 Ik zal Mijn schrik voor uw aangezicht zenden, en al het volk, tot hetwelk gij komt, versaagd maken; en Ik zal maken, dat al uw vijanden u den nek toekeren.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 9299

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

9299. En niet zal vernachten het vet van Mijn feest tot aan de morgen; dat dit betekent het goede van de eredienst niet uit het eigene, maar uit de Heer steeds nieuw, staat vast uit de betekenis van vernachten, namelijk dat wat uit het eigene is, want met de nacht wordt in het Woord het boze en het valse aangeduid, nrs. 221, 709, 6000, 7776, 7851, 7870, 7947, dus eveneens het eigene, omdat het eigene van de mens niets dan het boze en het valse is, nrs. 210, 215, 694, 874-876, 987, 1023, 1044, 4318, 5660, 5786, 8480; uit de betekenis van het vet of van de vettigheid, namelijk het goede van de liefde, nr. 353, 5943, hier het goede van de liefde in de eredienst, omdat er wordt gezegd het vet des feestes; het feest immers is de eredienst, nr. 9286, 9287, 9294; en uit de betekenis van de morgen, namelijk de Heer en Zijn Komst, zoals kan vaststaan uit wat over de morgen is getoond, nrs. 2405, 2780, 5962, 8426, 8427, 8812; vandaar wordt hier met de morgen, waar wordt gehandeld over het goede van de eredienst niet uit het eigene, aangeduid dat uit de Heer steeds nieuw.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 5058

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

5058. Er was ook een zeker iemand de in de wereld tot de meer aanzienlijken had behoord en die mij toen bekend was, maar niet hoedanig hij van binnen was; in het andere leven echter werd het, na enige ontwikkelingen van de staat van zijn leven, geopenbaard dat hij geslepen was; toen hij enige tijd lang onder de listigen in het andere leven was geweest en het daar hard te verduren had gehad, wilde hij van hen gescheiden worden. Ik hoorde hem toen zeggen dat hij in de hemel wilde komen; hij had eveneens geloofd dat het alleen een opneming vanuit barmhartigheid was. Maar hem werd gezegd dat hij, indien hij daar kwam, daar niet zou kunnen vertoeven en dat hij daar gemarteld zou worden, zoals degenen die in de wereld in de doodsstrijd zijn; niettemin hield hij aan; hij werd eveneens toegelaten in een gezelschap waar de eenvoudige goeden zijn, die vooraan boven het hoofd zijn. Maar toen hij daar kwam, ving hij volgens zijn leven met geslepenheid en list te handelen; vandaar begonnen na de tijd van een klein uur de goeden daar, die eenvoudigen waren, te weeklagen dat hij hun de doorvatting van het goede en het ware en vandaar hun verkwikkingen, wegnam, terwijl hij dus zo hun staat vernietigde; toen werd iets van het licht uit de innerlijke hemel toegelaten, waarin hij daar als een duivel verscheen en het bovendeel van zijn neus afschuwelijk doorgroefd met een afschuwelijke wond en toen hij dat voelde, wierp hij zich van daar neer in de hel. Daaruit blijkt dat het niet de uitverkiezing en de opneming vanuit barmhartigheid is, maar dat het het leven is dat de hemel maakt; toch zijn alle dingen van het leven van het goede en van het geloof van het ware vanuit de barmhartigheid voor diegenen in de wereld die de barmhartigheid opnemen; en voor hen is er opneming vanuit de Barmhartigheid en zij zijn degenen die uitverkorenen worden genoemd, nrs. 3755, 3900.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl