Bible

 

Exodus 23:24

Studie

       

24 Gij zult u voor hun goden niet buigen, noch hen dienen; ook zult gij naar hun werken niet doen; maar gij zult ze geheel afbreken, en hun opgerichte beelden ganselijk vermorzelen.

Bible

 

Jozua 22:5

Studie

       

5 Alleenlijk neemt naarstiglijk waar te doen het gebod en de wet, die u Mozes, de knecht des HEEREN, geboden heeft, dat gij den HEERE, uw God, liefhebt, en dat gij wandelt in al Zijn wegen, en Zijn geboden houdt, en Hem aanhangt, en dat gij Hem dient met uw ganse hart en met uw ganse ziel.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 9281

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

9281. En adem scheppe de zoon van uw dienstmaagd en de vreemdeling; dat dit betekent de staat van leven bij hen die zijn in de goede en ware dingen buiten de Kerk, staat vast uit de betekenis van de zoon van de dienstmaagd, namelijk degenen die in de aandoening van het uiterlijk ware zijn, met de zoon immers wordt het ware aangeduid, nrs. 489, 491, 533, 1147, 2623, 2813, 3373, 3704, 4257; en met de dienstmaagd de uiterlijke aandoening, nrs. 1895, 2567, 3835, 3849, 7780, 8893; en uit de betekenis van de vreemdeling, namelijk zij die onderricht willen worden in de waarheden en de goedheden van de Kerk, nrs. 1463, 8007, 8013, 9196; dat met de zoon van de dienstmaagd en de vreemdeling hier degenen worden aangeduid die buiten de Kerk zijn, komt omdat in de teksten die aan dit vers voorafgaan, over hen die binnen de Kerk zijn is gehandeld, daarom worden zij die buiten de Kerk zijn, verstaan onder de zonen van de dienstmaagd en zij die niet zijn geboren binnen de Kerk onder de vreemdelingen, aangezien die van een lagere afkomst zijn en dezen van een andere afstamming; en uit de betekenis van adem scheppen, namelijk de staat van het leven ten aanzien van de waarheden en goedheden van het geloof.

Dat ademen die staat van het leven betekent, komt omdat de longen, waarvan de functie is te ademen, overeenstemmen met het leven van het geloof uit de naastenliefde, dus het geestelijk leven, nrs. 97, 1119, 3351, 3635, 3883-3896, 9229.

De mens heeft een uitwendige ademhaling en een innerlijke; de uitwendige is uit de wereld, maar de innerlijke is uit de hemel.

Wanneer de mens sterft houdt de uitwendige ademhaling op, maar de innerlijke ademhaling, die stil is en niet te bemerken voor hem zolang hij in de wereld leeft, houdt aan; deze ademhaling is geheel en al volgens de aandoening van het ware, dus volgens het leven van zijn geloof.

Degenen echter die in geen geloof zijn, zoals degenen die in de hel zijn, trekken de ademhaling niet uit het innerlijke, maar uit het uiterlijke, dus op tegengestelde wijze, daarom ook beginnen zij te verstikken wanneer zij naderen tot een gezelschap van engelen en worden dan zoals beelden van de dood, nr. 3893.

Dan storten zij zich halsoverkop in hun hel neer, waar zij hun vorige ademhaling weer opnemen die van de hemelse ademhaling het tegendeel is.

Omdat de ademhaling overeenstemt met het leven van het geloof, wordt daarom eveneens het leven van het geloof aangeduid met de ziel, nr. 9050, vanwege de bezieling, die de ademhaling is.

En daarom wordt zij eveneens geest genoemd, zoals ‘de geest inhalen en de geest uitlaten’ en vandaar eveneens zijn geesten in de oorspronkelijke taal genoemd naar de wind en worden zij in het Woord met de wind vergeleken, zoals bij Johannes: ‘De wind blaast waarheen hij wil en gij hoort zijn stem, doch gij weet niet vanwaar hij komt of waarheen hij gaat; zo is een elk die verwekt is uit de geest’, (Johannes 3:8).

Daaruit blijkt eveneens, wat het betekent dat de Heer na de wederopstanding, terwijl hij sprak met de discipelen ‘in hen blies en tot hen zei: Ontvangt de Heilige Geest’, (Johannes 20:22).

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl