Bible

 

Exodus 23:2

Studie

       

2 Gij zult de menigte tot boze zaken niet volgen; en gij zult niet spreken in een twistige zaak, dat gij u neigt naar de menigte, om het recht te buigen.

Bible

 

Jozua 22:5

Studie

       

5 Alleenlijk neemt naarstiglijk waar te doen het gebod en de wet, die u Mozes, de knecht des HEEREN, geboden heeft, dat gij den HEERE, uw God, liefhebt, en dat gij wandelt in al Zijn wegen, en Zijn geboden houdt, en Hem aanhangt, en dat gij Hem dient met uw ganse hart en met uw ganse ziel.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 9320

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

9320. Omdat gij al vernietigende hen zult vernietigen; dat dit betekent dat de boosheden geheel en al moeten worden weggeruimd, staat vast uit de betekenis van vernietigen, wanneer het de boze en de valse dingen betreft, die worden aangeduid met de natiën van het land Kanaän en met haar goden, dus wegruimen.

Dat vernietigen is wegruimen, is omdat degenen die in het goede en het ware zijn, nooit degenen vernietigen die in het boze en het valse zijn, maar slechts wegruimen; de oorzaak hiervan is dat zij vanuit het goede handelen en niet vanuit het boze; en het goede is uit de Heer, Die nooit iemand vernietigt; maar zij die in het boze en daaruit in het valse zijn, trachten te vernietigen en zoveel als zij kunnen, vernietigen zij degenen die in het goede zijn; de oorzaak hiervan is dat zij vanuit het boze handelen; maar omdat zij dan aanstormen tegen het goede dat uit de Heer is, dus tegen het Goddelijke, vernietigen zij zichzelf, dat wil zeggen, storten zij zich in de verdoemenis en in de hel; zodanig is de wet van de orde en dat dit zo is, zie de nrs. 4299, 7643, 7679, 7710, 7926, 7989, 8137, 8146, 8265, 8945, 8946.

Dat de Israëlieten en de Joden de natiën van het land Kanaän zouden vernietigen, was omdat zij de geestelijke en de hemelse dingen uitbeeldden en de natiën de helse en de duivelse dingen, die nooit tezamen kunnen zijn; zij zijn immers tegengestelden.

Dat het hun was toegelaten de natiën te vernietigen, had als oorzaak, dat bij hen niet de Kerk was, maar slechts het uitbeeldende van een Kerk, dus ook niet de Heer bij hen aanwezig was dan alleen op uitbeeldende wijze, nr. 4307; zij waren immers in het uiterlijke zonder het innerlijke, dat wil zeggen, in de uiterlijke eredienst van het goede en het ware, maar niet ín het goede en het ware.

Aan zulke mensen werd het toegestaan te vernietigen, te doden, aan de slachting en de vervloeking over te geven; het wordt echter niet toegelaten aan hen die in de uiterlijke dingen en tegelijk in de innerlijke dingen zijn, aangezien deze mensen vanuit het goede moeten handelen en het goede is uit de Heer.

Dat de Joden en de Israëlieten zodanig zijn geweest, verklaart Mozes openlijk: ‘Zeg niet in uw hart, wanneer Jehovah uw God de natiën vóór u zal hebben uitgestoten, al zeggende: Om mijn gerechtigheid heeft Jehovah mij aangebracht om dit land te bezitten; niet om uw gerechtigheid en om de rechtheid van uw hart, omdat gij een volk hard van nek zijt’, (Deuteronomium 9:4-6).

Elders: ‘Een natie verloren in raadslagen zijn zij, ook is er geen inzicht in hen; van de wijnstok van Sodom is hun wijnstok en van de velden van Gomorra; haar druiven zijn druiven van gal, trossen van de bitterheden hebben zij, drakenvenijn is hun wijn en wrede adderengal; is dit bij Mij niet weggeborgen, verzegeld in Mijn schatten’, (Deuteronomium 23:29,32-34).

De wijnstok betekent in de innerlijke zin de Kerk, nr. 1069, 5113, 6375, 6376, 9277; de druiven en de trossen betekenen de innerlijke en uiterlijke goedheden van die Kerk, nr. 1071, 5117, 6378; en de wijn betekent het innerlijk ware van die Kerk, nr. 1971, 1798, 6377; daaruit blijkt, wat het betekent dat hun wijnstok is van de wijnstok van Sodom en van de velden van Gomorra; dat hun druiven van gal zijn en trossen der bitterheden; en dat hun wijn drakenvenijn is en wrede adderengal.

Dat deze dingen bekend zijn aan Jehovah, dat wil zeggen, aan de Heer, wordt daarmee aangeduid dat het bij Hem is weggeborgen en verzegeld in Zijn schatten.

Bij Johannes: ‘Jezus zei tot de Joden: Gij zijt uit de vader de duivel en wilt het verlangen van uw vader doen; die was een mensenmoorder van den beginne’, (Johannes 8:44); vandaar worden zij genoemd ‘een slecht en overspelig geslacht’, (Mattheüs 12:39); en ook ‘adderengebroed’, (Mattheüs 3:7; 12:34, 23:33; Lucas 3:7); dat zij zodanig zijn, wordt ook door de Heer in gelijkenissen beschreven bij (Mattheüs 21:33,45; Marcus 12:1-9; Lucas 14:16-24; 20:9).

Dat die natie de ergste is geweest; dat zij, wanneer zij in de eredienst was, in de uiterlijke dingen is geweest zonder innerlijke; dat bij haar niet de Kerk, maar alleen het uitbeeldende van een Kerk is geweest; en dat zij niettemin de innerlijke dingen van de Kerk heeft kunnen uitbeelden, zie de nrs. 3398, 3479, 3480, 3732, 3881, 4208, 4281, 4288-4290, 4293, 4307, 4314, 4316, 4317, 4429, 4433, 4444, 4500, 4503, 4680, 4815, 4818, 4820, 4825, 4832, 4837, 4844, 4847, 4865, 4868, 4874, 4899, 4903, 4911-4913, 5057, 5998, 6304, 6832, 6877, 7048, 7051, 7248, 7401, 7439, 8301, 8588, 8788, 8806, 8814, 8871, 8882, 9284.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl