344. En ik zag een andere engel opklimmen vanuit de opgang der zon, betekent de Heer Die voorziening treft en regelt.

Onder de engel wordt hier de Heer verstaan ten aanzien van de Goddelijke Liefde, omdat hij opklom vanuit de opgang der zon; en uit de opgang der zon of uit het oosten, is vanuit de Goddelijke Liefde; de Heer is immers in de geestelijke wereld de Zon en het Oosten en eveneens wordt Hij zo genoemd ten aanzien van die Liefde; dat Hij voorziening treft en regelt, blijkt uit Zijn bevel aan de vier engelen, aarde en zee niet te beschadigen totdat de dienstknechten Gods op hun voorhoofden gezegeld waren.

Dat het Goddelijk Menselijke van de Heer in de hoogste zin onder de engel wordt verstaan, blijkt uit deze dingen:

‘De Engel der aangezichten van Jehovah heeft hen bevrijd, vanwege Zijn liefde en mildheid; Deze heeft hen verlost en hen opgenomen en hen gedragen alle dagen der eeuwigheid’, (Jesaja 63:9).

‘De Engel Die mij verlost heeft van al het boze, zegene hen’, (Genesis 48:16).

‘Snellijk zal tot Zijn tempel komen de Heer, Die gijlieden zoekt en de Engel des Verbonds Die gijlieden verlangt’, (Maleachi 3:1).

‘Ik zende een Engel voor u, om u te behoeden in de weg; hoedt u voor Zijn aangezichten, omdat Mijn Naam in het midden van Hem is’, (Exodus 23:20-23).

Engel en Gezondene zijn in het Hebreeuws één woord; vandaar is het dat de Heer Zich zo vaak de ‘van de Vader Gezondene’ noemt, waaronder het Goddelijk Menselijke wordt verstaan.

In de betrekkelijke zin echter is de engel iedereen die de Heer opneemt, zowel degenen die in de hemel is, als hij die in de wereld is.

754. Zag ik een engel neerdalen vanuit de hemel, hebbende grote mogendheid en de aarde werd verlicht van zijn heerlijkheid, betekent een sterkte invloeiing van de Heer vanuit de hemel door het Goddelijk ware, waar vanuit Zijn Kerk in het hemels licht was.

Met de engel wordt de Heer aangeduid; met de engel neerdalend vanuit de hemel, wordt de invloeiing van de Heer vanuit de hemel aangeduid; met hebbende grote mogendheid, wordt de sterkte invloeiing aangeduid; met de aarde verlicht van zijn heerlijkheid, wordt aangeduid de Kerk uit de Heer door het Goddelijk Ware in het hemels licht; dat onder een engel en onder engelen in het Woord de Heer wordt verstaan, zie de nrs. 258, 344, 465, 649, 657, 718; met neerdalen wordt aangeduid invloeien, omdat het van de Heer wordt gezegd; dat met de aarde de Kerk wordt aangeduid, zie de nrs. 285, 721; dat de heerlijkheid wordt gezegd van het Goddelijk Ware en dit ook betekent, nrs. 249, 629.

Er wordt gezegd het Goddelijk Ware in het hemels licht, omdat het uit de Heer voortgaande Goddelijk Ware het Licht van de hemel is, dat de engelen verlicht en de wijsheid van hen maakt.

Dat nu gesproken wordt over de invloeiing van de Heer door het Goddelijk Ware en over de verlichting van de Kerk daardoor, is omdat degenen die in de valse dingen zijn, door die invloeiing worden gescheiden van hen die in de ware dingen zijn, en ook de valse dingen ten gevolge van het licht van het ware zodanig verschijnen als zij zijn.