Bible

 

Exodus 23:14

Studie

       

14 Drie reizen in het jaar zult gij Mij feest houden.

Bible

 

Jozua 22:5

Studie

       

5 Alleenlijk neemt naarstiglijk waar te doen het gebod en de wet, die u Mozes, de knecht des HEEREN, geboden heeft, dat gij den HEERE, uw God, liefhebt, en dat gij wandelt in al Zijn wegen, en Zijn geboden houdt, en Hem aanhangt, en dat gij Hem dient met uw ganse hart en met uw ganse ziel.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 9301

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

9301. Niet zult gij een bokje koken in de melk van zijn moeder; dat dit betekent dat het goede van de onschuld van de latere staat niet verbonden moet worden met het ware van de onschuld van de eerdere staat, staat vast uit de betekenis van koken, namelijk verbinden, nr. 8496; uit de betekenis van het bokje, namelijk het goede van de onschuld, nrs. 3519, 4871; en uit de betekenis van de melk, namelijk het ware van de onschuld, nr. 2184, 3183; vandaar is de melk van de moeder het ware van de eerste onschuld; hieruit blijkt, dat met niet zult gij een bokje koken in de melk van zijn moeder, wordt aangeduid dat het goede van de onschuld van de latere staat niet verbonden moet worden met het ware van de onschuld van de eerdere staat; dit is een hemelse verborgenheid, waaruit die wet voortvloeit; alle wetten immers en alle gerichten en inzettingen die aan de zonen Israëls werden gegeven, bevatten verborgenheden van de hemel, waarmee zij ook overeenstemmen.

Maar hoe deze verborgenheid moet worden verstaan, namelijk dat het goede van de onschuld van de latere staat niet verbonden moet worden met het ware van de onschuld van de eerdere staat, zal in het kort worden gezegd: de onschuld van de eerdere staat is de onschuld die is van kleine kinderen en knapen en de onschuld van de latere staat is de onschuld die is van volwassenen en ouderen die in het goede van de liefde tot de Heer zijn; de onschuld van de kleine kinderen en de jeugd is uiterlijk en woont in een dichte onwetendheid, maar de onschuld van de ouderen is innerlijk en woont in de wijsheid. Ten aanzien van het verschilt tussen beide, zie de nr. 2305, 2306, 3183, 3495, 4797.

De onschuld die woont in de wijsheid, is weten, erkennen en geloven, dat men niets kan verstaan en niets kan willen uit zichzelf en vandaar dat men niets wil verstaan en willen uit zichzelf, maar alleen uit de Heer; en verder dat al wat men meent uit zichzelf te verstaan het valse is; en dat al wat men meent uit zichzelf te willen het boze is.

Deze staat van het leven is de staat van de onschuld van de latere staat, waarin allen zijn die in de derde hemel zijn, die de hemel van de onschuld wordt genoemd; vandaar is het, dat degenen die in de wijsheid zijn, omdat datgene wat zij verstaan en dat wat zij willen, uit de Heer is.

Maar de onschuld die woont in de onwetendheid, zodanig als die is bij kleine kinderen en jeugd, is geloven dat alle dingen die zij weten en denken en eveneens de dingen die zij willen, in hen zijn en dat alles wat zij vandaar spreken en doen, uit hen is; dat dit begoochelingen zijn vatten zij niet; de waarheden die van de onschuld zijn, worden voor het grootste deel gegrond op de begoochelingen van de uitwendige zinnen, die evenwel uiteengeslagen moeten worden naarmate de mens voortgaat tot de wijsheid.

Uit deze weinige dingen kan vaststaan, dat het goede van de onschuld van de latere staat niet verbonden moet worden met het ware van de onschuld van de eerder staat.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl