Bible

 

Exodus 23:11

Studie

       

11 Maar in het zevende zult gij het rusten en stil liggen laten, dat de armen uws volks mogen eten, en het overige daarvan de beesten des velds eten mogen; alzo zult gij ook doen met uw wijngaard, en met uw olijfbomen.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 9299

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

9299. En niet zal vernachten het vet van Mijn feest tot aan de morgen; dat dit betekent het goede van de eredienst niet uit het eigene, maar uit de Heer steeds nieuw, staat vast uit de betekenis van vernachten, namelijk dat wat uit het eigene is, want met de nacht wordt in het Woord het boze en het valse aangeduid, nrs. 221, 709, 6000, 7776, 7851, 7870, 7947, dus eveneens het eigene, omdat het eigene van de mens niets dan het boze en het valse is, nrs. 210, 215, 694, 874-876, 987, 1023, 1044, 4318, 5660, 5786, 8480; uit de betekenis van het vet of van de vettigheid, namelijk het goede van de liefde, nr. 353, 5943, hier het goede van de liefde in de eredienst, omdat er wordt gezegd het vet des feestes; het feest immers is de eredienst, nr. 9286, 9287, 9294; en uit de betekenis van de morgen, namelijk de Heer en Zijn Komst, zoals kan vaststaan uit wat over de morgen is getoond, nrs. 2405, 2780, 5962, 8426, 8427, 8812; vandaar wordt hier met de morgen, waar wordt gehandeld over het goede van de eredienst niet uit het eigene, aangeduid dat uit de Heer steeds nieuw.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 5962

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

5962. En hij zond zijn broers heen; en zij gingen; dat dit de verberging betekent, staat vast uit de betekenis van heenzenden, namelijk van zich verwijderen, dus niet meer zo bij hen aanwezig zijn; en uit de betekenis van gaan of heengaan, namelijk leven en ook verder verwijderd leven en ook verlaten, nrs. 3335, 3416, 3690, 4882, 5493, 5696; dus is het verborgen geworden. Dat er nu wordt gehandeld over de verwijdering van het innerlijk hemelse en zo over de verberging ervan, staat vast uit wat volgt in de innerlijke zin. Wie niet weet hoe het gesteld is met de staat van het leven van geesten en de engelen in de hemelen, kan ook niet weten waarom er nu wordt gehandeld over de verberging van het ware en het goede, terwijl zij kort tevoren in het licht ervan waren. Die staat in de hemel is dat geesten en engelen een morgen, middag en avond hebben en verder het ochtendgloren en dan weer een morgen enzovoort; het is hun morgen, wanneer de Heer tegenwoordig is en hen zegent met klaarblijkende gelukzaligheid; zij zijn dan in de doorvatting van het goede; het is middag wanneer zij in het licht van de waarheden zijn; en avond wanneer zij daarvan verwijderd worden; dan schijnt het hun toe dat de Heer meer verwijderd is en van hen verborgen; deze wisselingen ondergaan en doorlopen allen die in de hemel zijn; anders kunnen zij niet aanhoudend vervolmaakt worden; daaruit immers hebben zij dingen van verhouding en door die dingen van verhouding hebben zij een volmaaktere doorvatting, aangezien zij daaruit weten wat het niet-gelukzalige is en omdat zij daaruit weten wat het niet-goede en het niet-ware is. Wat verwonderlijk is, is dit dat tot in het eeuwige nooit de ene staat geheel en al eender is aan de andere; en verder dat de ene geest en engel niet dezelfde veranderingen doorloopt als de ander; de oorzaak hiervan is dat de een aan de ander niet geheel gelijk is ten aanzien van het goede en het ware, zoals ook niet de ene mens aan de ander gelijk is ten aanzien van het aangezicht; niettemin maakt de Heer vanuit die verscheidenen één; het is een algemene regel dat elke eenheid waarin enige hoedanigheid is, uit verschillende dingen bestaat die tot zo’n eensgezindheid als door samenstemming van een harmonie worden gebracht, opdat zij allen zoals één verschijnen; vandaar komt de eenheid of het één-zijn in de hemelen tot stand door de liefde en de naastenliefde, zie de nrs. 3241, 3267, 3744, 3745, 3986, 4005, 4149, 4598.

De verberging, die daarmee wordt aangeduid dat Jozef zijn broers heenzond en dat zij gingen, wordt in het Woord avond genoemd, die dan bij de engelen is wanneer zij de Heer niet als tegenwoordig bemerken; er is immers in de hemel een voortdurend doorvatten van de Heer en wanneer zij in de staat van niet-doorvatten zijn, worden zij door het goede niet aangedaan en zien zij ook het ware niet zoals tevoren; dit beangstigt hen; maar kort daarop komt het ochtendgloren en zo de morgen.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl