Bible

 

Exodus 23:11

Studie

       

11 Maar in het zevende zult gij het rusten en stil liggen laten, dat de armen uws volks mogen eten, en het overige daarvan de beesten des velds eten mogen; alzo zult gij ook doen met uw wijngaard, en met uw olijfbomen.

Bible

 

Jozua 22:5

Studie

       

5 Alleenlijk neemt naarstiglijk waar te doen het gebod en de wet, die u Mozes, de knecht des HEEREN, geboden heeft, dat gij den HEERE, uw God, liefhebt, en dat gij wandelt in al Zijn wegen, en Zijn geboden houdt, en Hem aanhangt, en dat gij Hem dient met uw ganse hart en met uw ganse ziel.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 9246

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

9246. HOOFDSTUK 23

1. Gij zult niet een gerucht der ijdelheid opnemen; stel niet uw hand met de snoodaard om een getuige van het geweld te zijn.

2. Gij zult niet achter velen zijn tot boze dingen; en gij zult niet antwoorden op een twistzaak om af te wijken achter velen om te verdraaien.

3. En gij zult de arme niet ontzien in zijn twistzaak.

4. Wanneer gij de os van uw vijand zult ontmoet hebben of zijn ezel, dwalende, al wederbrengende zult gij hem die wederbrengen.

5. Wanneer gij de ezel van uw hater zult gezien hebben liggende onder zijn last en gij zult opgehouden hebben van te verwijderen voor hem, al verwijderende zult gij verwijderen met hem.

6. Gij zult niet verbuigen het gericht van uw behoeftige in zijn twistzaak.

7. Van het woord der leugen zult gij u verre houden; en dood niet de onschuldige en de gerechte, omdat Ik de snoodaard niet zal rechtvaardigen.

8. En een geschenk zult gij niet aannemen, omdat het geschenk verblindt de geopenden van ogen en de woorden van de gerechten verdraait.

9. En de vreemdeling zult gij niet onderdrukken; en gijlieden hebt de ziel van de vreemdeling gekend, omdat gij vreemdelingen zijt geweest in het land van Egypte.

10. En zes jaren zult gij uw land bezaaien en de inkomst ervan verzamelen.

11. En in het zevende zult gij het braak laten en het vrij laten en de behoeftigen van uw volk zullen eten en het overgelatene van hen zal het wilde dier van het veld eten; aldus zult gij doen met uw wijngaard, met uw olijfboomgaard.

12. Zes dagen zult gij uw werken doen en op de zevende dag zult gij ophouden, deswege ruste uw os en uw ezel en adem scheppe de zoon van uw dienstmaagd en de vreemdeling.

13. En alles wat Ik heb gezegd tot ulieden, zult gij bewaren; en de naam van andere goden zult gij niet vermelden en hij zal niet gehoord worden op uw mond.

14. Drie malen zult gij Mij feest houden in het jaar.

15. Het feest van de ongezuurde dingen zult gij houden; zeven dagen zult gij eten ongezuurde dingen, gelijk als Ik u geboden heb, te bestemder tijd van de maand abib, omdat in dezelve gij zijt uitgegaan van Egypte; en niet zullen gezien worden Mijn aangezichten ledig.

16. En het feest des oogstes, der eerstelingen van uw werken, die gij had gezaaid in het veld; en het feest der inzameling in de uitgang des jaars, in uw inzamelen uw werken uit het veld.

17. Drie malen in het jaar zal gezien worden al uw manlijke tot de aangezichten van de Heer Jehovah.

18. Niet zult gij slachtofferen op het gedesemde het bloed van Mijn slachtoffers; en niet zal vernachten het vet van Mijn feest tot aan de morgen.

19. Het eerste der eerstelingen van uw grond zult gij brengen in het huis van Jehovah uw God; niet zult gij een bokje koken in de melk van zijn moeder.

20. Zie, Ik zend een engel vóór u, om u te behoeden in de weg en om u voort te leiden tot de plaats, die Ik heb bereid.

21. Hoed u voor Zijn aangezicht en hoor Zijn stem, opdat gij Hem niet verbittert, omdat Hij niet zal verdragen ulieder overtreding, omdat Mijn Naam in het midden van Hem is.

22. Omdat gij al horende zult gehoord hebben Zijn stem en zult gedaan hebben al wat Ik zal spreken, zo zal Ik als onvriend handelen tegen uw onvrienden en zal Ik als vijand handelen tegen uw vijanden.

23. Wanneer Mijn engel vóór u zal gegaan zijn en u zal voortgeleid hebben tot de Amoriet en de Hethiet en de Feresiet en de Kanaäniet, de Heviet en de Jebusiet en Ik hem zal hebben afgehouwen.

24. Gij zult u niet inkrommen voor hun goden en gij zult hen niet dienen en gij zult niet doen volgens hun werken, omdat gij al vernietigende hen zult vernietigen en gij al verbrekende hun opgerichte beelden zult verbreken.

25. En gij zult Jehovah uw God dienen en Hij zal zegenen uw brood en uw wateren en Ik zal de ziekte uit het midden van u verwijderen.

26. Er zal geen misdrachtige en onvruchtbare in uw land zijn; het getal van uw dagen zal Ik vervullen.

27. Mijn schrik zal Ik zenden vóór u en Ik zal al het volk verwarren, tot wie gij zult gekomen zijn en Ik zal geven al uw onvrienden tot u, de nek.

28. En Ik zal de horzel zenden vóór u en zij zal uitdrijven de Heviet, de Kanaäniet en de Hethiet, van vóór u.

29. Ik zal hem niet uitdrijven van vóór u in één jaar, opdat niet bij geval het land verlaten zij en op u het wilde dier des velds worde vermenigvuldigd.

30. Beetje bij beetje zal Ik hem uitdrijven van vóór u, totdat gij zult vrucht gemaakt hebben en het land zult ervan.

31. En Ik zal uw grens stellen van de zee Suph en tot aan de zee van de Filistijnen en van de woestijn tot aan de rivier; omdat Ik zal geven in uw hand de bewoners van het land en hen zal uitdrijven van vóór u.

32. Gij zult met hen en met hun goden geen verbond maken.

33. Zij zullen niet wonen in uw land, opdat zij niet bij geval u doen zondigen tegen Mij, wanneer gij hun goden zult hebben gediend, omdat het u zal zijn tot een strik.

INHOUD

In dit hoofdstuk wordt in de innerlijke zin gehandeld over de te vermijden valsheden van de leer en de boosheden van het leven; en dat dan worden ingeplant de waarheden van de leer en de goedheden van het leven en door die wordt de mens van de Kerk wederverwekt door de Heer.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl