Bible

 

Exodus 23:10

Studie

       

10 Gij zult ook zes jaar uw land bezaaien, en deszelfs inkomst verzamelen;

Bible

 

Jozua 22:5

Studie

       

5 Alleenlijk neemt naarstiglijk waar te doen het gebod en de wet, die u Mozes, de knecht des HEEREN, geboden heeft, dat gij den HEERE, uw God, liefhebt, en dat gij wandelt in al Zijn wegen, en Zijn geboden houdt, en Hem aanhangt, en dat gij Hem dient met uw ganse hart en met uw ganse ziel.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 7233

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

7233. Deze Aharon en Mozes; dat dit betekent dat daaruit de leer en de Wet bij hen Goddelijk was, staat vast uit de uitbeelding van Aharon, namelijk de leer van de Kerk, nrs. 6998, 7009, 7089; en uit de uitbeelding van Mozes, namelijk de Goddelijke Wet, nrs. 6723, 6752; deze Goddelijke Wet en de leer, bij degenen die van de geestelijke Kerk zijn, ontstaat voornamelijk uit het Woord, maar toch toegevoegd aan het geloof en de naastenliefde, die waren bij de oprichters; ‘uit die’ wordt gezegd, maar daar wordt niet verstaan uit Aharon en Mozes, maar uit de naastenliefde en het geloof, die worden uitgebeeld door Levi, Simeon en Ruben, over wie hiervoor.

Verder moet men weten dat de leer van de geestelijke Kerk niet de leer van het Goddelijk Ware zelf is; de oorzaak ervan is dat zij die van de geestelijke Kerk zijn, geen doorvatting van het Goddelijk Ware hebben zoals zij die van de hemelse Kerk zijn, maar in plaats van die doorvatting hebben zij een geweten, dat wordt gevormd uit het ware en uit het goede die zij hebben erkend binnen hun Kerk, onverschillig hoedanig dat goede en ware zijn; dat zij die van de geestelijke Kerk, betrekkelijk in het duister zijn ten aanzien van de ware dingen van het geloof, zie de nrs. 86. 2708, 2715, 2716, 2718, 2831, 2935, 2937, 3241, 3246, 3833, 6289, 6500, 6865, 6945; vandaar komt het, dat eenieder binnen de geestelijke Kerk datgene als het ware van het geloof erkent wat de oprichters ervan hebben gedicteerd; ook zoeken zij niet verder uit het Woord na of dat het ware zelf is; en eveneens zouden zij dat, als zij het na zouden zoeken, indien zij niet wederverwekt waren en dan op een speciale wijze verlicht, niet vinden; de oorzaak ervan is dat hun verstand weliswaar kan worden verlicht, maar hun nieuwe wil niet door een ander goede kan worden aangedaan dan door dat wat gevormd is door de verbinding met het binnen de Kerk opgenomen ware want de eigenlijke wil is bij hen te gronde gegaan en de nieuwe wil is gevormd in het verstandelijke deel; zie de nrs. 863, 875, 1023, 1043, 1044, 1555, 2256, 4328, 5113; en wanneer het eigen wilsdeel is gescheiden van het nieuwe wilsdeel, dat in het verstandelijke is, dan is het schijnsel daar zwak, zodanig als het schijnsel in de nacht uit de maan en de sterren in verhouding tot het daglicht uit de zon; vandaar komt het eveneens, dat onder de maan in het Woord in de innerlijke zin het goede van de geestelijke liefde wordt verstaan en onder de zon het goede van de hemelse liefde, nrs. 30-38, 1529-1531, 2495, 4060.

Omdat het zo met de geestelijke Kerk gesteld is, is het ook niet te verwonderen dat bij de meesten het geloof het wezenlijke van de Kerk is en niet de naastenliefde; verder dat zij geen leer van de naastenliefde hebben.

Dat zij hun leerstellingen vanuit het Woord hebben, maakt niet dat die Goddelijke Waarheden zijn, want uit de zin van de letter van het Woord kan onverschillig welke leerstelling dan ook worden uitgebroed en kan iets zodanigs worden aangegrepen dat de begeerten begunstigt, dus eveneens het valse voor het ware, zoals de leerstellingen van de Joden en de Socinianen en van verscheidene anderen; niet echter indien het leerstellige wordt gevormd uit de innerlijke zin; de innerlijke zin is niet alleen die zin die verscholen ligt in de uiterlijke zin, zoals tot dusver is getoond, maar ook die welke voortspruit uit verscheidene plaatsen van de letterlijke zin, naar behoren onderling vergeleken en die wordt bemerkt door degenen die ten aanzien van het verstandelijke door de Heer worden verlicht; het verlichte verstandelijke maakt immers onderscheid tussen de schijnbare ware zaken en de ware dingen zelf, vooral tussen de valsheden en de waarheden, hoewel het niet oordeelt ten aanzien van de ware dingen zelf in zich.

Maar het verstand kan niet worden verlicht, indien men niet gelooft dat de liefde tot de Heer en de liefde jegens de naaste het voornaamste en het meest wezenlijke van de Kerk is; degene die uit deze dingen voortgaat door ze te erkennen, ziet, als hij slechts in die erkenning is, ontelbare ware dingen, ja zelfs zeer vele verborgenheden voor hem geopenbaard en wel uit een innerlijk erkenning, volgens de graad van verlichting door de Heer.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl