Bible

 

Exodus 22:3

Studie

       

3 Indien de zon over hem opgegaan is, zo zal het hem een bloedschuld zijn; hij zal het volkomen wedergeven; heeft hij niet, zo zal hij verkocht worden voor zijn dieverij.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 9222

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

9222. En de vorst in uw volk zult gij niet verfoeien; dat dit betekent ook niet de leer van het ware, namelijk dat men haar niet moet lasteren, staat vast uit de betekenis van de vorst, namelijk de voornaamste en eerste waarheden van de Kerk, nr. 5044; uit de betekenis van het volk, namelijk degenen die in de waarheden van de leer zijn, nrs. 1259, 1260, 2928, 3295, 3581, 7207; en uit de betekenis van verfoeien, dus lasteren.

Hoe deze dingen samenhangen, blijkt uit de innerlijke zin, want met God niet vervloeken, wordt aangeduid het Goddelijk Ware niet lasteren en met niet verfoeien de vorst, wordt aangeduid de leer van het ware niet lasteren; het Goddelijk Ware is het Woord en de leer van de Kerk is het Ware daaruit.

Het is geoorloofd in het kort te zeggen, hoe het is gesteld met de lastering van het Goddelijk Ware: het Goddelijk Ware is het Woord en het is de leer uit het Woord; zij die deze in hun hart ontkennen, lasteren die ook al prijzen en prediken zij het met de mond; in de ontkenning schuilt de lastering, die ook uitbreekt, wanneer zij aan zichzelf overgelaten, denken, vooral in het andere leven, want daar spreken de harten want de uiterlijkheden zijn daar verwijderd.

Zij die het Woord lasteren of ontkennen, kunnen niets van het ware en het goede van het geloof opnemen, want het Woord leert dat de Heer is, dat de hemel en de hel zijn, dat het leven na de dood er is, dat het geloof en de naastenliefde zijn en verscheidene andere zaken, die zonder het Woord of de onthulling ervan in het geheel niet geweten zouden worden, nr. 8944; en daarom kunnen degenen die het Woord ontkennen, niets opnemen van hetgeen het Woord leert, want wanneer zij dat lezen of dat horen, schiet het ontkennende toe dat òf het ware uitblust, òf in het valse verdraait.

Daarom is het allereerste bij de mens van de Kerk, dat hij het Woord gelooft en dit is het belangrijkste bij degene die in het ware van het geloof en het goede van de naastenliefde is; maar bij hen die in de boosheden van de liefde van zich en van de wereld zijn, is het belangrijkste dat zij het Woord niet geloven, want zij verwerpen dat onmiddellijk wanneer zij daarover denken en eveneens lasteren zij het.

Indien de mens zou zien hoe groot en hoedanig de lasteringen zijn tegen het Woord van degenen die in de boosheden van die liefden zijn, dan zou hij huiveren; de mens zelf, wanneer hij in de wereld is, weet dit niet, omdat zij schuilen achter de ideeën van het actieve denken, dat uitgaat in het spreken met de mensen; niettemin worden zij onthuld in het andere leven en zij verschijnen dan huiveringwekkend.

De lasteringen zijn tweevoudig van aard: er zijn er die vanuit het verstandelijke en niet tegelijk vanuit de wil voortgaan en er zijn er die voortgaan vanuit de wil door het verstand; deze laatste lasteringen zijn het die zo huiveringwekkend zijn, eerstgenoemde echter niet.

Die welke vanuit de wil door het verstand voortgaan, zijn uit het boze van het leven; maar die welke alleen uit het verstand en niet tegelijk uit de wil voortgaan, zijn uit het valse van de leer of uit de begoochelingen van de uitwendige zinnen, die de mens die in onwetendheid verkeert, bedriegen.

Deze woorden zijn gezegd, opdat men zal weten hoe het is gesteld met de lastering van het Goddelijk Ware, dat wil zeggen, van het Woord en van de leer daaruit, die worden aangeduid met God vervloeken en de vorst van het volk verfoeien.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl