762. Vergeldt haar gelijk als zij ulieden vergolden heeft, verdubbelt haar dubbel naar haar werken; in de beker waarin zij gemengd heeft, mengt haar dubbel, betekent de juiste vergelding en straf na de dood, dat dan de boze en de valse dingen, waarmee zij anderen hebben verleid en verdorven, op hen volgens de hoeveelheid en de hoedanigheid ervan, zullen terugvallen; dit wordt de ‘wet van de wedervergelding’ genoemd.

Vergeldt haar gelijk als zij ulieden vergolden heeft, betekent hun juiste vergelding en straf na de dood; verdubbelt haar dubbel naar haar werken, betekent dat de boze dingen, waarmee zij anderen hebben verleid en verdorven, op hen zullen terugvallen, volgens de hoeveelheid en de hoedanigheid ervan; in de beker waarin zij gemengd heeft, mengt haar dubbel, betekent dat de valse dingen evenzo zullen doen; want met de beker of de wijn worden de valse dingen aangeduid, nrs. 316, 635, 649, 672.

Bijna eendere dingen worden aangeduid ten aanzien van Babel gezegd bij de profeten:

‘Vergeldt Babel naar haar werk doet haar naar alles wat zij heeft gedaan, omdat zij onbeschaamd heeft gehandeld tegen Jehovah, tegen de Heilige Israëls’, (Jeremia 50:29).

‘Dit is de wraak van Jehovah; neemt wraak aan Babel; doet haar gelijk als zij heeft gedaan’, (Jeremia 50:15).

‘De dochter van Babel is verwoest; gezegend is hij die u uw vergelding vergelden zal, welke gij ons vergolden hebt’, (Psalm 137:8).

Het is volgens de letterlijke zin, dat degenen die door hen zijn verleid en verdorven, het hun zullen vergelden; maar het is volgens de geestelijke zin, dat niet zij hen zullen vergelden, maar dat de verleiders zichzelf zullen vergelden, omdat elk boze zijn straf met zich meebrengt; het is eender daarmee gesteld als met wat hier en daar in het Woord wordt gezegd, namelijk dat God de Hem aangedane ongerechtigheden en beledigingen zal vergelden en wreken en hen uit toorn en ontsteking zal verderven, terwijl toch de boze dingen zelf die zij tegen God bedreven hebben, dus die zij zichzelf hebben aangedaan, dat bewerken; dit is immers het recht van de wedervergelding, dat zijn oorsprong zelf afleidt van deze Goddelijke Wet:

‘Alle dingen die gij zult gewild hebben dat u de mensen zouden doen, doet gij hun ook alzo; dit is de Wet en de profeten’, (Mattheüs 7:12; Lukas 6:31); deze Wet is in de hemel de Wet van de wederzijdse Liefde of van de naastenliefde, vanuit deze Wet vindt het tegengestelde plaats in de hel, namelijk dit, dat aan eenieder geschiedt zoals hij aan de ander gedaan had; niet dat zij die in de hemel zijn dat doen, maar zij doen het zichzelf aan; de vergelding met het gelijke is immers vanuit de tegenstelling tot die Wet van het Leven in de hemel, als het ware aan hun boosheden ingegrift.

Met het dubbele wordt aangeduid, veel volgens de hoeveelheid en de hoedanigheid, ook in deze plaatsen:

‘Mijn vervolgers zullen beschaamd worden; breng over hen de dag van het boze aan en verbreek hen met een verdubbelde verbreking’, (Jeremia 17:18); en ook veel volgens de hoeveelheid en hoedanigheid van hun afkering van de boze dingen, in deze plaatsen:

‘Troost Mijn volk, dat zijn krijgsdienst vervuld is en zijn ongerechtigheid verzoend is, want het heeft uit de hand van Jehovah het dubbele ontvangen’, (Jesaja 40:1, 2).

‘Keert weder tot de vesting, gij gebondenen der hoop; op deze dag verkondig Ik het dubbele, hetwelk Ik u zal vergelden’, (Zacharia 9:12).

‘Voor uw schaamte zal het dubbele zijn; en in hun land zullen zij het dubbele bezitten; de vreugde der eeuwigheid zullen zij hebben’, (Jesaja 61:7).