Bible

 

Exodus 22:1

Studie

       

1 Wanneer iemand een os, of klein vee steelt, en slacht het, of verkoopt het, die zal vijf runderen voor een os wedergeven, en vier schapen voor een stuk klein vee.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 9215

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

9215. Dat is zijn kleed voor zijn huid; dat dit betekent dat zij ook de uiterlijke dingen bekleden, staat vast uit de betekenis van het kleed, namelijk het zinlijke in het algemeen of de zinlijke dingen, zoals eerder; en uit de betekenis van de huid, te weten het uiterlijke dat eveneens de innerlijke dingen bekleedt, maar toch binnen het zinlijke.

Wat de huid is en wie met de huid in het andere leven overeenstemmen, zie de nrs. 3540, 5552-5559, 8977, 8980.

Er is een innerlijk natuurlijke van de mens, er is een uiterlijk of middelst natuurlijke en er is een uiterst natuurlijke; het innerlijk natuurlijke heeft gemeenschap met de hemel; het middelst of uiterlijk natuurlijke heeft gemeenschap enerzijds met het innerlijke en daardoor met de hemel en anderzijds met het uiterste en daardoor met de wereld, nrs. 4009, 4570, 5118, 5126, 5497, 5649, 5707.

Het uiterst natuurlijke is het zinlijke, dat hier met het kleed wordt aangeduid; dit neemt de zaken en objecten van de wereld op en is zo de innerlijke dingen van dienst; dit wordt zijn enige bedekking genoemd, omdat het het laatste is, dus het gezamenlijke voor allen; het uiterlijk of het middelst natuurlijke is dat wat met de huid wordt aangeduid.

Daaruit blijkt, dat met zijn kleed voor zijn huid, wordt aangeduid dat het zinlijke ook de uiterlijke dingen bekleedt.

Dat het zinlijke het laatste van het leven van de mens is, dus de algemene bedekking, zie de nrs. 4009, 5077, 5125, 5128, 5767, 5774, 6201, 6313, 7442, 7693.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 6201

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

6201. Zo verscheen mijn denken bij de geesten, wanneer ik een weinig onttrokken was aan de zinlijke dingen, wanneer mijn denken echter in de zinlijke dingen was, dan verscheen zo’n golvende sfeer niet, maar was alles stoffelijk en niet ongelijk aan het uiterlijk zichtbare; dit wordt genoemd dat de mens in het zinlijke denken is; maar wanneer innerlijk wordt gedacht, wordt er gezegd onttrokken worden aan de zinlijke dingen; dat de mens onttrokken kan worden aan de zinlijke dingen, was de Ouden bekend; en daarom ook hebben enigen van hen over die staat geschreven; zij die in de zinlijke staat van denken zijn, worden zinlijke mensen genoemd en aan hen zijn eendere geesten toegevoegd; deze geesten vatten nauwelijks meer dingen bij de mens dan die welke ook tot de gewaarwording van de mens raken, want zij zijn grover dan de overigen. Er werd waargenomen dat wanneer de mens in het zinlijke is en niet daaruit opgeheven, hij niet anders denkt dan datgene wat van het lichaam en van de wereld is en dat hij nu niets weten wil over de dingen die van het eeuwige leven zijn, ja zelfs dat hij afkerig is daarover te horen. Opdat ik zou weten dat het hiermee zo is gesteld, werd ik enige malen in het zinlijke neergelaten en gelijk deden zich dan zulke dingen voor; en dan goten eveneens de geesten die in deze grovere sfeer zijn, schandelijke en ergerlijke dingen in; maar zodra ik aan het zinlijke werd onttrokken, werden zulke dingen verstrooid. In een zinlijk leven is het merendeel van hen die toegeven aan de lichamelijke wellusten en degenen die het geheel en al verworpen hebben anders te denken dan wat zij zien en horen en nog meer zij die het verworpen hebben te denken over het eeuwige leven; daarom verachten zij al deze dingen en wanneer zij daarvan horen walgen zij daarvan. Heden ten dage stroomt het in het andere leven over van zulke geesten; uit de wereld immers komen benden van hen en de invloeiing uit hen bij de mens is deze, dat hij alleen zijn eigen zin doet en leeft voor zich en de wereld, maar niet voor anderen tenzij voor zoveel die hem en zijn wellusten begunstigen. Opdat de mens daaruit wordt opgeheven, moet hij over het eeuwige leven denken.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl