Bible

 

Exodus 20:26

Studie

       

26 Gij zult ook niet met trappen tot Mijn altaar opklimmen, opdat uw schaamte voor hetzelve niet ontdekt worde.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 8903

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

8903. vers 13. Gij zult niet echtbreken, betekent dat men de dingen die van de leer van het geloof en van de naastenliefde zijn, niet moet verdraaien; dus het Woord niet moet aanwenden om boosheden en valsheden te bevestigen en verder dat men de wetten van de orde niet moet omkeren.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 4015

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

4015. En hij schilde daarin witte afschillingen, een ontbloting van het witte dat op de stokken was; dat dit de beschikking van de innerlijke macht van het ware betekent, staat vast uit de betekenis van schillen en van de afschillingen, namelijk de afstropingen van de uiterlijke dingen, opdat de innerlijke dingen openliggen, dus ontblotingen; uit de betekenis van het witte, namelijk het ware, waarover eerder in de nrs. 3993, 4007;

en uit de betekenis van de stok, namelijk de macht, waarover hiervoor in nr. 4013; hier de innerlijke macht, omdat het is op de stokken onder de bast. De beschikking van de innerlijke macht van het ware, is de macht van de innerlijke mens op de uiterlijke, of van de geestelijke mens op de natuurlijke; want alle beschikking van het goede en ware in de natuurlijke mens komt vanuit de geestelijke mens, dat wil zeggen door de geestelijke mens uit de Heer en wel door het ware daar; want de Heer vloeit in het goede van de geestelijke of innerlijke mens in en door het ware daar in de natuurlijke mens, maar niet door het goede rechtstreeks, voordat de mens is wederverwekt; en daarom vindt alle beschikking plaats in de natuurlijke mens vanuit de innerlijke; het natuurlijke of de natuurlijke mens kan nooit op andere wijze beschikt, dat wil zeggen, wederverwekt worden; dat het uit de innerlijke mens plaatsvindt, blijkt duidelijk uit de erkenning van het ware, die, indien zij niet vanuit de innerlijke is, geen erkenning is; verder ook uit het geweten, dat de erkenning van het ware vanuit de innerlijke mens is en eveneens uit de doorvatting. Omdat de beschikking uit de innerlijke mens door het ware plaatsvindt, wordt daarom met betrekking tot het ware van macht gesproken en ook van stok, waardoor de macht wordt aangeduid en ook van hand, waardoor eveneens de macht wordt aangeduid, nr. 3091, zoals door zeer vele plaatsen in het Woord bevestigd kan worden; niet dat er macht in het ware is uit zichzelf, maar zij is in het goede en zo in het ware vanuit het goede, dat wil zeggen, in het ware door het goede uit de Heer; hieruit kan enigermate duidelijk zijn wat de beschikking van de innerlijke macht van het ware is. In de hoogste zin, waarin over de Heer wordt gehandeld, wordt de eigen macht aangeduid, want het Goddelijk heeft eigen macht, omdat het deze niet van een ander heeft.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl