Bible

 

Exodus 16:9

Studie

       

9 Daarna zeide Mozes tot Aaron: Zeg tot de ganse vergadering der kinderen Israels: Nadert voor het aangezicht des HEEREN, want Hij heeft uw murmureringen gehoord.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 8469

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

8469. Het getal van uw zielen; dat dit betekent de hoeveelheid voor allen in het gezelschap, namelijk het goede van het ware dat door het manna wordt aangeduid, staat vast uit de betekenis van naar het getal van de zielen, te weten een voldoende hoeveelheid voor allen in het gezelschap; want wanneer met een omer naar het hoofd een voldoende hoeveelheid voor eenieder wordt aangeduid, dan wordt met naar het getal van de zielen de hoeveelheid voor allen in het gezelschap aangeduid.

Hier wordt gehandeld over het goede dat degenen hebben die uit het geestelijk rijk van de Heer zijn; dit goede wordt aangeduid met het manna en dat wat zal gegeven worden, een voldoende hoeveelheid zal zijn voor eenieder en een voldoende hoeveelheid zal zijn voor het gezelschap; ieder huis immers van de zonen Israëls beeldde één gezelschap in de hemel uit, nrs. 7836, 7891, 7996, 7997.

Met de gezelschappen in de hemel is het als volgt gesteld: de hemel bestaat uit talloze gezelschappen die onderling onderscheiden zijn; ieder gezelschap heeft een algemeen goede dat is onderscheiden van het goede van andere gezelschappen; ook heeft eenieder in het gezelschap een bijzonder goede, dat is onderscheiden van het goede van een ander in dat gezelschap; uit de onderscheiden en dus verschillende, maar niettemin met elkaar strokende goedheden van hen die in het gezelschap zijn, ontstaat een vorm en die vorm wordt de hemelse genoemd; de gehele hemel bestaat uit zulke vormen; die verbindingen worden vormen genoemd ten opzichte van de goedheden, maar gezelschappen ten opzichte van de personen.

Deze dingen werden uitgebeeld door de onderscheidingen van de zonen Israëls in stammen, families en huizen.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 7836

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

7836. In het getal der zielen, eenieder naar de mond van zijn eten, zult gij tellen op het stuk kleinvee; dat dit betekent zo de vulling van het goede voor de onschuld uit even zovele waarheden van het goede volgens de toe-eigening ervan, staat vast uit de betekenis van het getal der zielen, dus even zovele waarheden van het goede; van het getal immers wordt in het Woord gesproken met betrekking tot het ware en van de ziel met betrekking tot het geestelijk goede; uit de betekenis van tot de mond van zijn eten, dus volgens de toe-eigening ervan; dat eten de toe-eigening is, zie de nrs. 3168, 3513, 3596, 3832; en uit de betekenis van het stuk kleinvee, namelijk de onschuld, nr. 7832; de vulling van het goede voor de onschuld, wordt daarmee aangeduid dat het uit het huis van de nabije buur genomen zou worden in dat getal, opdat het genoeg zou zijn voor het stuk kleinvee; dat het huis het goede is, zie nr. 7833.

Er wordt gezegd het ware van het goede en daaronder wordt verstaan het ware dat vanuit het goede is; zij immers die van de geestelijke Kerk zijn worden, wanneer zij worden wederverwekt, binnengeleid tot het goede van de naastenliefde door het ware van het geloof; wanneer zij echter zijn binnengeleid tot het goede dat van de naastenliefde is, dan worden de waarheden die daarna daaruit worden geboren, de waarheden van het goede genoemd.

Maar hoe het hiermee in dit vers is gesteld, kan men geenszins weten, tenzij men weet hoe het gesteld is met de gezelschappen in de hemel; die immers beeldden de vergezelschappingen van de zonen Israëls volgens de stammen, families en huizen uit.

Met de gezelschappen in de hemel is het als volgt gesteld: de gehele hemel is één gezelschap, dat zoals één mens wordt geregeerd door de Heer; er zijn daar even zovele algemene gezelschappen als er leden, ingewanden en organen bij de mens zijn; er zijn echter even zovele speciale gezelschappen als er in deze ingewanden kleinere delen zijn die het grotere samenstellen.

Dat dit zo is, blijkt uit de overeenstemmingen van de mens en van zijn leden, organen en ingewanden, met de Grootste Mens, dat wil zeggen, met de hemel; over deze overeenstemmingen is vanuit ondervinding aan het einde van verschillende hoofdstukken gehandeld.

Hieruit kan vaststaan hoe het gesteld is met het onderscheid tussen de gezelschappen in de hemel.

Maar met ieder gezelschap in het bijzonder is het als volgt gesteld; dat bestaat uit verscheidene engelen die samenstemmen voor wat betreft de goedheden; de goede dingen zijn verschillend, want eenieder heeft zijn specifieke goede; maar die verschillende samenstemmende goeden worden door de Heer in zo’n vorm geschikt dat zij tezamen één goede vertonen.

Zulke gezelschappen beeldden de huizen van de vaderen bij de zonen Israëls uit.

Dit is de oorzaak, dat de zonen Israëls niet alleen in stammen waren onderscheiden, maar ook in families en huizen en dat wanneer zij worden genoemd, de namen van hun vaders in volgorde tot aan de stam toe worden vermeld, zoals bij de vader van Samuël, dat hij was van de berg Efraïm, wiens naam was Elkanah, de zoon van Jeroham, van de zoon Elihu, van de zoon van Tochu, van de zoon Zuf, (1 Samuël 1:1) en verder ten aanzien van de vader van Saul, dat hij was uit Benjamin, zijn naam Kis, de zoon van Abiël, van de zoon Zeror, van de zoon Bechorath, van de zoon van Afiah, van de zoon van een Jemenitische man, (1 Samuël 9:1); en ten aanzien van zeer veel anderen; zo’n vermelding vond plaats opdat in de hemel de hoedanigheid van het goede werd geweten dat uit de eerste en achtereenvolgens afgeleid door hem werd uitgebeeld.

Verder is het in de hemel als volgt gesteld: indien een gezelschap niet zo volledig is als het zou moeten zijn, dan worden ergens anders vandaan uit een of ander naburig gezelschap zo velen genomen dat zij de vorm van het goede vullen volgens de noodzakelijkheid in iedere staat en de veranderingen ervan; want de vorm van het goede wordt gevarieerd naar de mate waarin de staat wordt veranderd.

Verder moet men nog weten dat in de derde of binnenste hemel, die het naast is boven de hemel waar de geestelijken zijn – dezen immers maken de middelste of tweede hemel uit – de onschuld regeert, want de Heer Die de onschuld Zelf is, vloeit rechtstreeks in die hemel in.

Maar in de tweede hemel, waar de geestelijken zijn, vloeit de Heer met de onschuld indirect in, namelijk door de derde hemel; het is deze invloeiing waardoor de gezelschappen in de tweede hemel ten aanzien van hun goedheden worden gerangschikt of geordend; daardoor worden volgens de invloeiing van de onschuld de staten van het goede veranderd en als gevolg daarvan de verbindingen van de gezelschappen daar gevarieerd.

Hieruit kan vaststaan hoe de woorden in dit vers in de innerlijke zin moeten worden verstaan, namelijk dat indien het bijzondere goede van enig gezelschap niet genoeg is voor de onschuld, er verbinding zal plaatsvinden met het naaste goede van het ware, opdat het goede voor de onschuld gevuld zal worden uit evenzovele waarheden van het goede volgens de toe-eigening ervan.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl