13
Gij leiddet door Uw weldadigheid dit volk, dat Gij verlost hebt; Gij voert hen zachtkens door Uw sterkte tot de liefelijke woning Uwer heiligheid.
13
Gij leiddet door Uw weldadigheid dit volk, dat Gij verlost hebt; Gij voert hen zachtkens door Uw sterkte tot de liefelijke woning Uwer heiligheid.
6282. Zegene de knapen; dat dit betekent, geef hun dat zij het ware en het goede hebben, staat vast uit de betekenis van zegenen, namelijk begiftigen met het ware en het goede, want de zegen sluit in de geestelijke zin niet iets anders in, nrs. 1420, 1422, 4981;
en uit de uitbeelding van Efraïm en Menasse, die hier de knapen zijn, namelijk het verstands- en het wilsdeel van de Kerk, waaraan het ware en het goede gegeven mocht worden: aan het verstandelijke het ware en aan het wilsdeel het goede.