Bible

 

Exodus 14:28

Studie

       

28 Want als de wateren wederkeerden, zo bedekten zij de wagenen en de ruiters van het ganse heir van Farao, dat hen nagevolgd was in de zee; er bleef niet een van hen over.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 8128

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

8128. Spreek tot de zonen Israëls; dat dit de invloeiing van het Goddelijk Ware betekent bij hen die van de geestelijke Kerk zijn, staat vast uit de betekenis van spreken, namelijk invloeien, nrs. 2951, 5481, 5797, 7270; en uit de uitbeelding van de zonen Israëls, namelijk zij die van de geestelijke Kerk zijn, nrs. 6426, 6637,6862, 6868, 7035, 7062, 7198, 7201, 7215, 7223; dat spreken is invloeien, komt omdat Mozes in de uitbeeldende innerlijke zin het Goddelijk Ware is en het Goddelijk Ware in het doorvatten en in het denken komt door middel van invloeiing; de gedachte vanuit de doorvatting is de innerlijke spraak, waarmee de uitwendige spraak overeenstemt en daarom wordt dit in de innerlijke zin hieronder zo verstaan.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 2287

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

2287. Dat de woorden ‘Jehovah ging weg, toen Hij geëindigd had tot Abraham te spreken’ betekenen, dat deze staat van binnenste gewaarwording waarin de Heer was, toen ophield van dien aard te zijn, blijkt uit de betekenis van spreken en uit de betekenis van Abraham; spreken betekent in de innerlijke zin denken, zoals eerder in nr. 2271 is aangetoond, maar hier innerlijk gewaarworden, daar er van Jehovah wordt gezegd, dat Hij geëindigd had tot Abraham te spreken; want het denken kwam, als eerder gezegd, uit de binnenste gewaarwording voort en de binnenste gewaarwording uit het innerlijk van de Heer dat Jehovah was. Abraham beeldt echter in dit hoofdstuk de Heer uit in de menselijke staat, zoals herhaaldelijk eerder werd gezegd. Hieruit kan blijken dat met de woorden ‘Jehovah ging weg, toen Hij geëindigd had tot Abraham te spreken’ in de innerlijke zin niets anders wordt aangeduid, dan dat deze staat van binnenste gewaarwording, waarin de Heer was, toen ophield te bestaan. De reden waarom in dit hoofdstuk zoveel gehandeld wordt over het binnenste gewaarworden en denken van de Heer, zie men eerder in nr. 2249.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl